Een man biedt een vaas aan aan een vrouw
hij houdt de wereldas vast in zijn handen
en zij, zij wil in zijn armen belanden
één slokje uit de vaas en ze valt flauw
bedeesd zendt zij hem een groetje
hij staat voor het vertikale
zij voor het horizontale
ondeugend knipoogt haar voetje
wat zit er in die kom ?
ambrozijn, manna
geur van kruid, van blom
't parfum, wijn uit Kana
hoe komt hij te voorschijn ? al trillend
uit de geest der tienduizend dingen
voor hem toch maakt zij het al, rillend
van verlangens die in haar zingen
licht stoomt uit de pot
de man, Adam ? tokkelt op de wereldspil
een wijsje zoet en zot
van liefdeslust en onweerstaanbare wil
samen brengen zij de wereld voort
de vogeltjes, de visjes en de wolken
de sterren die daarboven kolken
tot aan voorbij de treden van Eden's poort
eertijds, vandaag, morgen
zal het niet anders zijn
een geheim zonder pijn
van zijn zonder zorgen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten