vrijdag 26 maart 2010

zoom


Een gedicht ontstaat uit alles, uit niks

kan jarenlang onder de oppervlakte blijven broeien

totdat de woorden dan ineens naar buiten willen vloeien

in een ruk, onweerstaanbaar, in één riks


vanmiddag was Händel op de radio

en zon scheen schuin over mijn gezicht

zette de salon in feestlicht

kreeg toch verdraaid tranen van dat concerto !


toen ging de telefoon, 't was m'n tweelingzus uit Nederland

of de sigaartjes wel goed waren aangekomen

daarna naar een vriend gegaan, pastis meegenomen

ook een Ollander in Marseille, gezegend vriend en vijand


en nu, 's avonds, noteer ik deze verzen in de stilte

luister scherp naar de woorden tussen mijn oren

die zich in volle vaart een weg door brein boren

van warmere klanken, hartig, de zoete en de zilte


wij mensen bijvoorbeeld beseffen veel te weinig

dat de vogels ons zien, ons observeren

tot ons spreken en ons iets willen leren

bijvoorbeeld : zie, we zijn nimmer en nooit chagerijnig


dat is voor minder levenden, voor de lomperd

rancuneuzen, gefrustreerden, zelfhaters en halfdoden

wij vogels wij schaterlachen en drinken met de goden

uit de beker wiens water ooit smoort noch dompert


de letters ook houden hun oog op ons gericht

onthouden alles, feilloos registreren

hoe wij ons gegeven leven regisseren

wat wij per dag maken van onze hoogste plicht


alle woorden door ons gezegd volgen ons

schaduw van ons intiemste bestaan

onze geur die niet meer zal vergaan

der klop van 't hart de specifieke bons


het al spant samen ons steeds maar voort te stuwen

niets in de schepping wil naar beneden drukken

een mens is vrij al de vruchten ervan te plukken

de machten willen ons slechts naar boven duwen


we zijn onze eigen rem, onze eigen smalle grens

kleinhartigheid, angstvalligheid, slavernij

of ruimhartigheid, dapperheid, open, vrij

geboren voor Eden, vrolijk, och God, een echte mens !

vrijdag 19 maart 2010











zoom

Een man biedt een vaas aan aan een vrouw
hij houdt de wereldas vast in zijn handen
en zij, zij wil in zijn armen belanden
één slokje uit de vaas en ze valt flauw

bedeesd zendt zij hem een groetje
hij staat voor het vertikale
zij voor het horizontale
ondeugend knipoogt haar voetje
wat zit er in die kom ?
ambrozijn, manna
geur van kruid, van blom
't parfum, wijn uit Kana

hoe komt hij te voorschijn ? al trillend
uit de geest der tienduizend dingen
voor hem toch maakt zij het al, rillend
van verlangens die in haar zingen

licht stoomt uit de pot
de man, Adam ? tokkelt op de wereldspil
een wijsje zoet en zot
van liefdeslust en onweerstaanbare wil

samen brengen zij de wereld voort
de vogeltjes, de visjes en de wolken
de sterren die daarboven kolken
tot aan voorbij de treden van Eden's poort

eertijds, vandaag, morgen
zal het niet anders zijn
een geheim zonder pijn
van zijn zonder zorgen







vrijdag 12 maart 2010


zoom


Er is wit, er is zwart, geel, rood, blauw
nog meer groen en schaterlachend bruin
in de wereld van de wondertuin
gemaakt, schitterend, door man en vrouw


donderdag 11 maart 2010

Gedicht aan mij zelf geschreven


Heb m'n bureaublad eens grondig gereinigd
van zweet, verf, inkt en talloze verkeerde
klanken ontdaan, ellebogen gepijnigd
totdat 't weer glom zoals ik 't begeerde

d'r kwam zwarte smurrie van af, inspanning
van wie weet hoeveel ijverige dagen
droesem, residu van mijn edeeniese verbanning
afval van mijn heftig timmeren en driftig zagen

as, teer, snot, hoest, traan, smeer, spuug, speeksel, lijm, koffiekransen
gemorste woorden, zuchtig streven, vergeefse uithalen
vruchteloze gedachten, niesspatjes, gemiste kansen
- bah, d'r bestaan nu eenmaal geen bergen zonder dalen

woensdag 10 maart 2010

Gedicht voor mij zelf

zoom


Vanochtend kwam een vogeltje m'n atelier binnen
vliegen en streek neer naast pen op de schrijftafel
"rust maar uit, laat mij maar dichter eens wat zinnen
in kwatrijntjes pennen met mijn wieken en mijn wafel"

en verdraaid, met z'n vleugeltjes en bek stuurde en bewoog hij pen
ontstonden letters, woorden, zinnen, verzen, strofen
kwik, onmiddellijk leesbaar, in één ruk, in één ren
klonk een lied - ik hoop dat de goede lezer mij wel wil geloven

toen-ie er klaar mee was sprong 't bolletje dons
op mijn schouder en zong luidkeels wat hij behendig geschreven had
z'n iele keeltje maakte een machtig gegons
zoiets als engelengeruis, in klinkende toonaarden gevat

over de inhoud werd mij verzocht niet te berichten
het is waar dat die letterklanken mij deden blozen
toen vloog 't beestje weg en keerde ik terug naar mijn plichten
de dag geurde jong heel de dag nog naar een gulle bos rozen

dinsdag 9 maart 2010

Gedicht voor mij zelf op een maandagavond


Gedicht voor mijzelf op een maandagavond
zon ging van oost westwaarts via het zuiden
in een vloeiende zucht in weldane stond
voorbij - en nu hoor ik de klanken luiden

die er persé uit willen barsten als de blaadjes
knopjes en bloementjes van de abrikoos
de klanken zijn jaloersig mijn intiemste maatjes
luister ik niet naar hen worden zij snel boos

"geef ons licht ! wij zijn van vlees en bloed
hoor je niet hoe vurig onze harten kloppen
wij zijn gemaakt vrij naar jouw gemoed
van jouw tong zijn wij de doorgeslagen stoppen

wat jou bezielt bezielt ons ook
je bent van ons extensie
en niet alleen expansie
maar van ons vuur de vlam en rook

wij willen jouw experte vingers voelen gaan
over onze bergen en dalen, welvingen en flanken
draai maar helemaal open die vrijlustige dichterskraan
en geef de zweep aan wat je bezit aan klanken !"

...Dus houd ik me maar gebogen
hun dienstknecht, schildknaap, stille ridder, expert masseur
en fideel schrijf hun betogen
likkebaardend op, kneed hen gek te lust en te keur

al die klanken dringen zich op om tot schreeuw
te worden op papier en in mijn hoofd galmen
zij als geur, smaak - en lachen als een dronken meeuw
wanneer ik neerkwak hun kwatrijnen psalmen

bij mij staan zij gevat in de wil tot schoonheid
zo zit m'n naam nu eenmaal in elkaar
met mij kunnen zij vrij vrijen, ben hun blijheid
hun beul, verlosser, slaaf en minnaar

kom klanken, laat uw klokken maar luiden
van jullie word ik nooit moe
ruis mijn bruisende bruiden
Tronen geef mij uw gouden lippen toe

jullie zal ik nimmer ontstemmen
weest maar niet verontrust
met u zijn geen remmen
met u geniet ik totale lust

maandag 8 maart 2010

donderdag 4 maart 2010

zoom



Tal van mensen popelen om uit m'n handen te schieten

in een portret op een tableau van olie en papier

enfin, zo trillen m'n vingers, opnieuw zwaar aan de zwier

met verf, houtskool - dubbeldik geconcentreerd genieten


pfft... er zijn er maar zes miljard te gaan, een peulenschil

als je de eeuwigheid met je hebt, fluitje van een cent

zal ze één voor één te voorschijn halen in mijn schilderstent

waar zon speelt en danst en dol zoent de wereldspil


eventjes deze drie kwatrijntjes uit pen laten ontglippen

overdruk vrije weg geven, losjes in de voetjes

ruimte geven aan opwellingen, plotse proetjes

eventjes drie maal vier slokjes uit de beker nippen...

dinsdag 2 maart 2010


zoom

Hollandse verzen

46

Och God, Uw schepping kan niet eens vliegen
gebonden aan koeienvloer, zwaartekracht
omringd door ontluisteringen en overmacht
die mijn gemoedsrust bedreigen en bedriegen

gelukkig kan pen op papier losjes zwermen
stijgen naar sterren, dalen naar bodem links en rechts
zwenken naar voren naar achteren en slechts
stoppen zodra klanken kreunen en kermen

en soms wil pen papier zelfs ontstijgen
en zingend vermeerderen in de lucht
neuriën in opgewekte zucht
klanken in één roets aaneenrijgen

hup de wereld in, wolken vullen, gronden
wonderen van Eden in 's mensensgeesten
onze zonden veranderen in feesten
verzachten, verlichten, vieren de stonden

dit is oprecht tot U gesproken mijn God
voor U Heer open ik mijn hart helemaal
dankzij U stromen deze strofen vlot
naar u lezer, een beweging, in één haal

47
't Is maandagmiddag, straaltje zon buiten
de abrikozenboom begint te zwellen
binnenkort neemt koning winter de kuiten
en horen we de sneeuwklokjes weer bellen

een zwartkopje hier pikt naarstig de wijnranken schoon
op de schoorsteen daar start een meeuwenpaar
een nieuw nest, weldra toont Flora haar bonte kroon
en ik, och, ontroerd, gefascineerd kijk ernaar

wat zal ik nog meer schrijven o mijn Heer ?
ontvang toch deze verzen in Uw armen
heb met Uw dichter en dienaar erbarmen
laat mijn vers tot U doordringen steeds meer

Gij weet het : voor U verberg ik mij niet
wat U ook moge brengen, lach, vreugde of verdriet
och Heer, kom, vooruit, voer ons in Eden
maak van het boze een immer voltooid verleden

weet U ? ik spreek namens de Profeten
Uw volk richt fier vier masten naar U op
kom toch Heer, och kom ! Gij rots, Trots van Jacob
maak een einde aan ons zwoegen en zweten

48

Alleluja, de ijskoning laat zijn armen zakken
zachte lucht drijft aan over de daken en dringt
door het vensterraam dit atelier binnen, wringt
zich in mijn gewrichten volop knopt in de takken

ruikt u het voorjaar lezer ? ja doe die trui maar uit
de zwaluwen bereiden zich voor, hun komst is zeker
hier, pak aan, drink zoveel u lust uit deze beker
sta op, dans met de lente en lach van de weeromstuit

fluwelen kleuren juichende koren
rollende edelstenen bruisend licht
en uw gelaat lezer, o, uw gezicht
uw ogen die naar hartelust gloren !

pen nadert 't einde van deez' verzenvloed
voor haar ligt zee, zon, en weldra de dolfijnen
ach, zich overgeven, dobberen, zachtjes deinen
ei ! zo is 't mooi geweest, zo is het goed

schaamde me geen moment voor de makkelijkste rijmen
edoch probeerde met alle macht eentonigheid te vermijden
zelfzucht, onmatigheid, narcissisme te bestrijden
hoop met Edenideeën u wat te hebben kunnen verblijden...

49

Morgen de laatste aflevering - zo is 't genoeg
wat gezegd wilde worden werd gezegd
al die kwatrijnen regels, goed of slecht
vormen in dichterstaal van Eden zeg maar thans de boeg

u lezer, u wil ik niet vervelen
en daarbij : u weet inmiddels voldoende
hoe pen de woorden kuste en zoende
om met u haar kleine Eden te delen

vijftig ochtenden lang heeft zij zich stipt van haar taak gekweten
bah, zo goed en zo kwaad als 't ging
joeg zij de dood over de kling
op weg naar de lusten van de Hof, blijmoedig en verbeten

och, wie weet, misschien was ze wel gek - toch
wie wil haar met stenen bekogelen ?
stel dat zij er met al dat lepe goochelen
onverlet Eden te voorschijn toverde nog

50

Mnemosyne staat in mijn naam geschreven
m'n geheugen laat me nooit in de steek
wil, helm, zee, waarheid kneden mijn leven
met Noé deel ik zijn hardnekkig streven

50 : bevind me dus mooi in de perfektie van het midden
kan met gerust hart pen neerleggen, de Tronen bidden
mijn arme jamben verder te voeren richting Eden
en te strooien over de velden, de zeeën en de steden

verder kan pen niet gaan - ze zou er gek van worden
en dat is zij al meer dan genoeg van aard
u overvoeren met steeds nòg dronkener woorden
is haar inspanning, pret en plezier niet waard

sans adieu dan, wie weet tot een volgende keer
we zien wel waar we tenslotte uitkomen
regelrecht toch in onze schoonste dromen ?
ligt daar niet 's mensens lot als zijn hoogste eer ?

dit is niet voor enkelen geschreven, mijn woord is goed leesbaar
voor iedereen open zonder onderscheid des persoons
tokkelde pen blij op haar snaren iets nieuws, iets schoons
iets hartlustigs dat niet meer teniet kan worden gedaan, voor elkaar






maandag 1 maart 2010

zoom


Hield vandaag ineens de wereldas vast


onzichtbaar in mijn handen


beefde hij, bewoog, schommelde zacht, mast


van oneindige randen





die uit mijn handen ontstonden


verwonderd voelde ik de ganse schepping erom heen


draaien, van zwaarte ontbonden


stond ik in 't midden van alles van top tot teen





't duurde maar even - toen trok alles weer star


en stond ik terug op de harde stijve vloer


was 't echt of was ik eventjes danig in de war ?


welnee, van de schepping stond ik echt even aan 't roer





anders zou ik dit toch niet kunnen schrijven ?


wie verzint in godsnaam nou zoiets ?


hoe kun je de woorden daar naar toe drijven


als ze steunen op helemaal niets ?