maandag 22 februari 2010


Hollandse verzen


41


Een-en-veertig verzen in een-en-veertig dagen aan één stuk

- tot hoever wil pen in haar drift gaan ?

elke dag een gedicht, in één ruk

palen hijen in de woorden, de toetsen van Eden aanslaan ?


de reeks zou eigenlijk al slingerend in de Tuin moeten uitmonden

zoals een stroompje van bron naar zee vloeit

dan recht dan krom dan klaterend dan kabbelend over woeste gronden

hartstochtelijk met bootjes vrijt en stoeit


de bron waaruit deze zinnen opwellen

wordt via pen, inkt en vel vloed naar de Hof

alwaar de woorden zich van slijk en stof

ontdoen, van vuile schillen en vieze vellen


om opnieuw te schitteren in hun oorspronkelijke staat

waarvan sommige dichters soms een vaag idee bezitten

gelukzalige banden die niet meer vallen te splitten

symfonie van feestwoorden verheugd tot in de hoogste graad


42


Beëlzebub springt uit mijn wenkbrauwen

Baphomet prikt akelig in mijn neus

Satan met al zijn trawanten pfft heus

spannen van mijn natuur tal van touwen


en toch rolt Eden vanzelf uit mijn mond en lippen

gaat door dijen, ontstaat in mijn hoofd

stort op vel neer in blinkende, sonore lichtstippen

door hogere vreugd lustig verdoofd


rara hoe kan dat - Joost mag het weten

ei ! een verklaring hoeft pen niet te geven

der eigenaardigheden van haar leven

zijn toekomst noch herkomst af te meten


ergens van onder de grond neemt zij maar aan

en van achter de sterren tegelijkertijd

iets echts, ach, een lach, een traan

met wonden van lange strijd


een pogen tot, zo goed en zo kwaad als het gaat

anti-held, dilettante, met vallen en opstaan

tastend in de mist tussen donker en licht gaan

zonder enige hulp, zekerheid of toeverlaat


maar Muze ! met jou wil ik vrijen en dansen

'k zie wel wat er verder staat te gebeuren

met jou toch naast me heb ik alle kansen

ons succesvol Eden binnen te sleuren !


43


Hoeveel verzen moet pen nog schrijven voordat Eden start

in het heden ? in de wereld van vandaag klinkt

ageert, bruist, neerzijgt, opwelt, in de feiten zinkt

tot op de bodem van menselijk verstand en hart ?


zij wil het juk afleggen

bevrijd van plicht en last

't is volbracht zeggen

niet langer meer op de tast


in het doelwit trillend tot rust gekomen

pijl midden in de roos

uitkomst van stug volgehouden dromen

evenzo kras als broos


bah, heb m'n best gedaan, heel m'n leven

oprecht getracht naar Eden te streven

om te beginnen eerst in eigen kring

in mij zelf en daarnaast in mijn omgeving


kan slechts roeien met de riemen die ik heb

en wie weet is 't allemaal maar zinsbegoocheling

fantasmagorie, mythomanie, ijlhoofdige nep

constante hersenschim, wanne inbeelding


maar dan nog was de weg meer dan de moeite waard

komaan, krankzinnig of zo ben ik er niet door geworden

en voorwaar, niets of niemand bracht me van de kaart

al gaande noteerde ik der tocht trots de dronken woorden


de speurtocht zèlf is al de opening

die mij opwacht aan 't eind van de reis

ben inmiddels gelukkig wel zo ver gevorderd, wijs

geworden in gevoel, gedachte en redenering


wie toch kan hoger gaan dan zijn armen reiken

heeft iemand ooit eens een vis horen blaffen

ontving al genoeg mijn portie aan straffen

gek of niet, gut, 'k weet gewoon niet van wijken


44


Heb vannacht alle woorden opgeroepen in mijn strijdershol

strategie met de aanvoerders besproken en vastgelegd

dit en dat... zus en zo... hier... daar... een heilige eenheid geslecht

van hernieuwde krachten stonden de mensenklanken fier weer bol


feestelijk verlichtten hun flambouwen de zalen

van al de talen wapperden buiten bont de vanen

we wisten dat we de buit binnen zouden halen

voor ons lag een wereld van goud in bruisende banen


eindeloze rijen heerscharen klinkers en consonanten

in één strijdkreet rukten der hemelen de poorten open

het nieuwe brak aan, het oude was afgedaan, verlopen

het boze uur - mijn God ! Eden barstte uit aan alle kanten


45

Ben op deez'aardbol de gelukkigste mens geworden
ondanks stank, verderf en walmen
blijf de meest levende onder verdorden
tussen droeftoeters het helderst galmen

ik wil totaal in vrede zijn
achter zon reiken, spartelen in godenwijn
ontspannen, lachend en spontaan
dansend door de dagen gaan

wie kan mij tegenhouden ? de hemel is mijn vader
de aarde mijn moeder, mijn voeten gaan overal
God, bron aller dingen, stroomt door mijn ader
en klopt 't niet dan komt hoogmoed wel voor de val

woensdag 17 februari 2010


Hollandse verzen


37

Heb een oude rol uit de duisternis te voorschijn gehaald
en in 't volle daglicht gezet, vergezicht
op de wereld die komt, zee, zon verlicht
door een centaurus zegevierend op een rots neergedaald

met nog ongekende helderheden
rol van donker en licht inenen
rol uit een sprankelend verleden
Eden in feite van top tot tenen

't was een goed weerzien, glans ongebroken
't was een geheimzinnig in de verte zien
van wat eens m'n vingers even heftig alle tien
in het donker als licht hadden aangestoken

rechtsonder stonden mijn initialen met de datum
zag m'n hand terug van die dag
stralend gaan als heerlijk fatum
dat onpeilbaar diep over de ganse oppervlakte lag

38

Met Eden bedoel ik geen streek, tuin of land
ergens aan de overkant
van de hemel of de aarde

een of andere lustgaarde
onbereikbaar ver buiten mij om geplant
Elyzeese velden, Olympus, iets in die trant

Eden is primair een staat van zijn, een toestand
van zeg maar kracht op de koeievloer, de waarde
van een leven dat kalm vreugde bijeen gaarde

Eden is hier noch daar maar schuilt in tong, tand
en longen, dijen - is in de navel de vuurbrand
waarmee ik wijs mijn eigen kleine Eden baarde

39

Wat zit er in m'n hoofd behalve een brein ?
niets geloof ik - hoewel de hele wereld samengebald
er heerst en huist stilzwijgend in 't klein
en God er met mijn beste gedachte samenvalt

wat zit er in mijn geest behalve allerlei gedachten ?
niets vrees ik - hoewel alle engelen er hartstochtelijk
in koor met de vorsten, de tronen en de machten
hun ziel in uitstorten, vazen vullen, eendrachtelijk

wat zit er in pen behalve inkt ?
niets meen ik - behalve u
die dit leest, op dit vel, u die klinkt
in dit vers van hier en nu

40

Soms wil ik naar mijn dronkenste luit grijpen
en er zingend een welluidende melodie aan onttrekken
voor mijzelf een aria eruit slijpen
lustiger nog dan 't zotste drinklied der edelste gekken

met pauken en fluit, viool en trompetten
in de wilde wind een deuntje ontvouwen
zomaar tokkelend een wijsje neerzetten
om de starre grimmigen wat te ontgrauwen

kleine, opgetogen apotheose
sarabande voor magnifieke minnaars
der hemelsferen muzikale glose
gespeel met wat rijmpjes, liedje, iets zomaars

o mijn God zoals 't direkt vloeit
fluks uit mijn woorden en groeit
bloeit totdat 't versje gloeit
klinkt, galmt in de geest, de oren boeit

soms wil il naar mijn dronkenste luit grijpen
en er zingend frank en blij een kwatrijntje aan onttrekken
zoals nu er een aria uit slijpen
lustiger nog dan 't zotste drinklied der edelste gekken

zaterdag 13 februari 2010

zoom

Hollandse verzen

34

Hallo wereld ! Ola ! Hier spreekt Marseille
de blije stad van snellere en vrije
woorden geboren in smaragden oorden

neergedaald op vel geworpen naar de wolken
gezonden in de wiebelingen en draaikolken
tot stand gekomen in de diepten der woorden :

Zie vier masten op de Vieux-Port neerdalen
kroon op de stad - lichtkrans waarvan de stralen
onheil, dood en verdoemenis vermoorden

bevrijding breidt zich uit naar de omliggende streken, landen
mensen hebben opnieuw feest in hun ogen pret onder handen
- bevoorrecht zij die deze woorden zonder rem of knoop hoorden

aanstekelijk hun aanwezigheid, verlichting
der geschiedenis waarlijk de juiste richting
tunnel die zij amen naar de toekomst boorden

brug omhoog naar de wereld die komt - vervulling
van wondere wonderen plotse onthulling
van oost tot west van zuid tot aan voorbij noorden

een nieuwe hemel, een nieuwe aarde
een gave wereld, een schone gaarde
der Edenboog de gespannen koorden

35

Vandaag kalmte, de woorden dringen zich niet op, rust tussen de oren
geen lust op jacht te gaan naar gedachte, geen zin in rijm
in een reeks kwatrijnen met voet en rijm
bijeen te plakken naar dichterlijk behoren

erg hoor, "poëet" te zijn, onmogelijk er los van te geraken
je wordt er mee geboren of je nu wilt of niet
tot je vreugde ...pfft tot je verdriet
je zit moederziel alleen achter je bureau versjes te maken

die nauwelijks één of twee personen interesseren
terwijl jij je toch inspant de wereld om te keren
of op z'n minst de leeuwen opnieuw te doen lachen
of verse wind te blazen kalm in opgetogen vlaggen

want elke dichter met een minimum aan moed
en gekte deelt met het woord de messias
le pauvre, daar kan hij niets aan doen, pas
dan worden de woorden efficiënte gloed

en wordt de blode gang van zaken omgekeerd
snode zwaartekracht ontkracht
ramp, onmacht overwonnen, dood verteerd
door woorden in Eden gedacht

36

Och God, waarom heeft Gij mij in deze tijden geplant ?
wat heb ik gemeen met de barbaren ?
waarom mij doorboren met Tartaren
robotten hebben toch ziel noch verstand ?

tegen machines valt niet te vechten
die zijn slechts te slopen, te slechten
Heer God ! Uw mens is machine geworden
toestellen die domweg doden en moorden

apparaten lezen geen poëzie
vampieren haten zonlicht
uit hun mond welt nooit een gedicht
enkel oorverdovende tirannie

met ex-mensen valt niet te redeneren
psalm noch bede dringen tot hen door
hoe in hemelsnaam ijzer in azuur omkeren
als hart ontbreekt, als verstand is teloor ?

...en Gij wenst mij messias ? och kom, Heer !
met reflekstoestellen valt niet te praten
Gij vraagt teveel, moet dit aan U overlaten
tegen moordend staal heeft geen dichter verweer

ben van vlees en bloed, van geest, vuur en adem
geen koperdraadjes gaan door mijn zenuwen en aderen
cyborg noch bioman, mijn naam is Adam
niet Ford maar Jacob en David zijn mijn vaderen

en toch moet ik hen aanspreken
roestvrij staal ontdooien, steen omtoveren
in hart, neuronen geweldloos veroveren
om dodelijke refleksen af te breken

tot aan het kernhout de ijzerschorsen roten
kan merg weer frisse lucht happen
voorwaarde voor de zoetste sappen
die dan zwellen zullen in zwalpende vloten

en het ergst is te beseffen dat ik noodgedwongen
evenzo barbaars ben, hoe ik me er ook tegen verzet
dringt 't ziekelijke me de poriën binnen en plet
evengoed mijn lijf, drukt mijn ziel, verstikt de longen

amen ! moet het nog lang duren Heer ?
wordt dat nog iets, Uw paradijs ?
zal deze hel stoppen eens op een keer
zal ik ooit van Eden horen de krijs ?

woensdag 10 februari 2010

Hollandse verzen

25

Dat ritme van u, die onophoudelijke stroom
rijm, werklust, dat hardnekkig voorwaarts streven
al die strofen die u eruit gooit zonder toom
en die lezers hersens doen trillen en beven

waar haalt u dat vuur toch vandaan beste dichter
wordt u er nooit moe van, onstuimige poëet ?
- gut nee, m'n woorden zijn nimmer aan 't dieet
van hun vonk en vlam ben ikzelf de aanstichter

'k wil ze zien uiteenspatten en weer samenkomen
in garven muziek, smaak en geur
samenbundelen, eerste keur
een vrije vloed scheppen van edele Edenstromen

en wat ik op papier zet doe ik eerst in mijn leven
m'n dagelijks bestaan gaat het woord vooraf
daarom is van deze strofen geen ene letter laf
of loos, luchthapperij of ijdel zweven

trouwens, de woorden zouden niet eens opkomen
ware m'n leven een doelloos ledig
juist 't volbrachte, 't echte doet mij snedig
de wateren snijden der taalstromen

26

Vanochtend weer eens een gat in 't ijs gehakt
en 't water ingedoken, God wat heerlijk !
handen uitgestoken hoog naar zon, begeerlijk
er stil de juichende stralen van beetgepakt

scholen visjes kwamen op mij af, draaiden
met mij mee in de vloeibare emerald
de zonnestralen samengebald
in mijn lachende knuisten waaiden

naar de vier windrichtingen
liet hen gaan sneller dan pijlen
deed vroom mijn verplichtingen
wildzang van edenies wijlen

de duifjes gevoerd, 'n paar jonge meeuwen, wat musjes
talloze hagedigjes schoten weg voor mijn voeten
in de vijgeboom zwelden verre eerste lentegroeten
'k wou de hele wereld wel bedekken met kusjes

27

Tjee ! Hollandse verzen nummer 27 al ?
tjonge, wat gaan de dagen en nachten toch snel
wat zal er nu weer gaan gebeuren op dit vel
van welk feestje opent pen hier ongeduldig het bal ?

kijk : A danst met B ; M en N klemmen zich aan elkaar vast
tante K rockt in de armen van ome C
in het orkest spelen behalve E en P
ook J en W mee, geconcentreerd vuur, van grenzen ontlast

X en Y swtichen er gaaf met Q en R
gaan onverstoorbaar gek door hun dak, L
met U en S met T luiden de bel
G, O en D maken het H ! nog erger

telkens ontstaat er nieuwe muziek, de Z
schenkt V zeeën verrukkelijke vergezichten
F en I fluiten samen flitsende gedichten
kwatrijnen in wilde toonaarden gezet

op wit papier roeren de letters
gedompeld in wiebelende oceanen
hun staarten, bevrijden zij knetters en spetters
schudden trots hun lachende manen

28

Door de Muze gerugsteund durft pen alles aan
een straal van moed blinkt in haar ogen
van de woorden spant zij onvervaard de bogen
haar pijlen maken zich ruim vrij baan

waar schiet pen hen naar toe ?
dat weet ze wel, 't is haar lust
Eden is 't doel, blijbewust
wordt zij er nooit van moe

in haar geval keren de pijlen niet meer terug naar de grond
ze gaan zoef ! een bepaalde grens voorbij
...om tot rust te komen aan gene zij
van waaruit zij danken en zegenen hij die hen daar heen zond

want woorden hebben vlees en bloed
adem, verlangen - hun ziel
is deugd, kennis, spontane moed
die glijdt met goud beladen kiel

fonteinen spuitend over het blanke vel
kent woord, dat hoogste goed
rem noch juk, dood noch hel
verdrinkt zich puur in gouden Edengloed

29

Wilt u weten hoe Eden klinkt ?
pulserende echoos... verdubbelende klanken...
wilt u weten hoe Eden blinkt ?
dikke dauwdruppels op diamanten wijnranken

wilt u weten hoe Eden smaakt ?
naar sappig azuur, bronwater, warm ambrozijn
en... wat als u Eden aanraakt ?
perzik, satijn, fluweel afgezet met hermelijn

graag weten waar het daar naar geurt ?
naar rozegeur en maneschijn
horen wat er in die Tuin gebeurt ?
niets en toch alles, grof en toch fijn

de Hof is kleiner dan een mosterdzaadje
doch groter dan het heelal
hoewel wijs helemaal mal
alla, vraag 't Abraham maar en Saartje...

30

Vroeg in de ochtend. De stad slaapt nog
zelfs de rappe meeuwen zijn nog niet op
toch staat pen al compleet op haar kop
een trits klanken krioelt in de kneedtrog

en 't is toch zo'n haantje de voorste, zo'n durfal
als eerste op de bres
geeft ze totaal geen bal
om hoon, spot, letsel - ja geeft ze graag nog eens de les

niet eens dat ze iets te vertellen heeft hoor
't is alleen maar om een beetje te vrijen
zoals de bijtjes de bloemetjes verblijen
wil ze klanken vrij doen klinken in één koor

zang wiens trillers pen verheugde
en bezig hield niet meer dan vijftien minuten
spoor naar meer smaragd en vreugde
- ziezo, pen heeft vier kwatrijnen recruten

31

Opnieuw gewoon maandagochtend, gefoeter onder stoplichten dwijlt drangend over de daken
opstoppingen persen door straten hondjes doen hun behoefte op de stoepen neonlicht daar
...pen zucht, slaat wat kruisjes, prevelt - woorden hoort zij trommelen, blaken
in de verte trillen nieuwe tritsen klanken, ligt een gedicht al klaar

dieper ! dieper ! duikt zij in het diepe witte nat
sneller ! sneller ! snorren pijlen van haar harpoenen
schoner ! schoner ! schitteren pen's galjoenen
vlotter ! vlotter vult zij blij haar gouden vat

ze draait naar links plots zwenkt ze naar rechts
duikt naar beneden schiet dan weer omhoog
naar achteren naar voren, vlinder, boog
puur Edenplezier - ach, vraag haar slechts

32

Heb een fikse sloot ambrozijn geslikt
driewerf heil dat pen zo wijs is geweest !
kelker tot op de bodem leeg gelikt
proefde de hemel, 't smaakte naar geest !

ga alle mysteries onthullen
goud maken met klinkers en consonanten
manden met Edenappels vullen
hard de woorden raken aan alle kanten

pen heeft talenten te over
hoeveel schatten schuilen in haar !
liederen vlot gezongen ontelbaar
met de maffe musjes in 't lover

zoeken een uitweg naar buiten
naar pen, naar papier - naar licht !
de schatjes zijn niet te stuiten
worden festival, gedicht !

vooruit, laat me nog een teug nemen
de hel heeft geen vat op heidenen
het paradijs is voor de strijdenen
des woords, zij die Edenletters lemen

33

Heb de lullepijp van de pomp aangezwengeld
dubbele likeur spoot naar buiten emmers vol
strofen, gutsen, kwatrijnen dol
van vreugde bijeen gemengeld

tot een vers op deze elf februari
tussen negen en half tien, dondermistral
pen wil weer eens trillen als een kanarie
zottig en groot gelijk het ganse heelal

de woorden ervoor vallen vanzelf, Bach staat aan
pen hoeft slechts te luisteren en te noteren
beetje haar gevoel voor ritme te laten gaan
acrobaat de woorden wat te laten veren

elastieke taalklusters drijvende eilanden
vrijlustige kwatrijntjes geslingerd in de wind
op papier hier vormen een lint
waarop feestlichtjes losbranden

ziezo, weer vijf kwatrijnen voor elkaar
die staan voortaan op veilige grond
feestelijk t' aller stond
voor gebruik kant en klaar

maandag 8 februari 2010

le poète Cornuty peint par Picasso, hiver 1902 - 1903zoom

maandag 1 februari 2010

Tegengif 27


Hollandse verzen

18

Nieuwe inkt, verse woorden, blanke vellen papier
montere gedachten, fris brein, verschoond bloed
adem der liefde, hart dat met blijder moed
telkens de woorden stuwt op een andere manier

pen van ik wil maar schaatsen over witte vellen
kruisen door zeeën taaltekens en lettergrepen
klanken, lepe rijmen bijeen slepen
zonder er al te streng de voeten van te tellen

niemand schaatst met roestige hortenstoten
je glijdt ofwel je glijdt niet
pen snelt vlotjes voort en vliedt
kriskras over kristallen woordensloten

dichten moet vanzelf gaan, in één slag
moeiteloos jongleren, meester, reusachtige salto's
spiraleren, dollen, buitelen, zwenken, zorgeloos
zwaluw die volmaakt wat zij vermag

en pen wil altijd naar Eden vliegen
't bloed kruipt toch waar 't niet heen kan gaan
God ik schrijf dit neer zonder te liegen
geen fraaiere tocht dan over Uw baan

19

Het is geen grapje te worden geboren als dichter
kolensjouwers en putjescheppers hebben meer hun plaats
der zieke, ontweken want melaats
is 't juk onvergelijkbaar lichter

de dichter, daar wringt de schoen, is immers immer profeet
zijn toorn ontleent hij aan Elias
'n toontje à la messias
sprinkhanen, wereldgericht, hemel open, boetekleed

wie zou niet pijlsnel heenvluchten ?
of beter : onverschillig
doorlopen, onvrijwillig
lachen, bedroefd zuchten

dus zit pen vast, klem
ze kan alleen maar naar Eden stromen
maar Edens tuinen zijn vergane dromen
dichters eigen rem

hoeveel van zijn confraters zijn er gek van geworden
of stortten zich in de krater van de Vieux-Port
knoopten zich op in hun atelier of kantoor
omdat zij 't raadsel niet ontcijferden der woorden

geen sinecure als dichter te worden geboren
in ijzeren tijden van ratelende raderen
voor hoon en smart is hij uitverkoren
de Zeven Weeën in zijn aderen

20

Gijzelf, o Heer, Gijzelf hebt mij met Uw mes besneden
en mij mijn echte naam gegeven
het pad geëffend van mijn leven
opdat ik U ontmoette eens in de Hof van Eden

en ach, U weet 't, 'k was niks recalcitrant
Gij zijt getuige, voor U heb ik geijverd
heb Uw geheimenissen zuiver ontcijferd
en trouw de vlammen aangewakkerd Uwer brand

hoe ik ook m'n best deed U te vergeten
verblind door de waan van de dag
door U ben ik helemaal bezeten
door Uw adem, verdriet en Uw lach

gelukkig staan de engels permanent paraat
de vorsten, de heerlijkheden, de tronen
houden 'n oogje in 't zeil, voorzien, tonen
hulp, beschermen de ontluiking van Uw zaad

...dat Gij mij waardig genoeg acht om te dragen
te verzorgen, te doen groeien, boom in Uw tuin
Uw kroon op mijn kruin
wiel van Uw wagen

waar drijft gij mij henen, o mijn Heer
wat blaast Gij toch in mijn hoofd
wat hamert U keer op keer
in welke dromen heeft U mij gestoofd

U, Heerlijke, U stuurt naar een feest nietwaar
U leidt mijn stappen - Uw wens : mijn liefste toom
van U ben ik verlangen, vertrouwen, droom
extensie, incarnatie, een vrij gebaar

U maakt mij gek, U maakt mij blij
U te loven is heel mijn lust
zoals bloem 't bijtje kust
gelijk de stilte van een kei

Uw kalme presentie uitdrukt
't onwrikbare Uwer natuur
de zonnevruchten, vrij, die je plukt
die haken, smaken naar puur azuur

Uw geheime stoffen en sappen vullen mijn schalen
storten uit den hooge, wellen op uit de grond
verzadigen, bewegen de lippen van m'n mond
schrijven Uw eigen woorden met dikke halen

21

Heb een vel papier leeg voor mij klaar liggen, kalm
pen geslepen, kruisjes geslagen, inktdop losgeschroefd
tegenzin, luiheid, gemakzucht overtroefd
ferm op zoek naar van de woorden de gouden galm

't is en blijft gewoon maar een kwestie van discipline
je er iedere dag geconcentreerd, of niet, aan wijden
de woorden verschijnen, vanzelf, en verblijden
pen midden in haar dagelijkse routine

heeft zij iets te zeggen - of eventjes helemaal niets ?
't is om 't even, vergissen doet zij zich toch nooit
hoe zij de klanken ook schikt, kneedt of plooit
vrij glijdt zij, rap de wielen van haar fiets

't witte vel is al voor de helft vol
zal eens kijken waar pen nu heen wil
naar zin in lust, lach en lol
...anders geef ik wel een gil

vloeien met de stromen
die in ons gaan
leven in de dromen
van ons bestaan

sigaartje oproken, duikje in de golven, verven
duifjes voeren, de maan begroeten, zacht
in de fuiken van de letters sterven
me overgeven, voorgoed, geest en lijf, aan Edens pracht

nog maar vier regels te schieten en dan is vel vol
kan ik verder rustig door de dag heenploeteren
tussen mussen tegen auto's bussen foeteren
verstikt in dieselstank, oef ! belaagd door hondedrol !

22

Mechanisatie vervlakt de persoonlijke onderscheidingen
spieren vervetten, worden krachteloos
ijdel geklap, slap gesnap, machteloos
plassen in een viool, domme dood, prop, gat in lichaams leidingen

de machine degradeert de mens, dat wonder
tot slavernij, vermoord zijn ziel zonder
welke hij niet echt leven kan
hakt zijn wezen in de pan

daarom ook keken de oude eeuwen
neer op technies vernuft, deur naar ramp
reduceert Adam tot kwast, last en kramp
maakt van koene helden laffe leeuwen

en och, ben zelf ook helaas flink vervlakt
negentiende van mijn ziel ligt in duigen
kan de takken aan de stam niet meer ombuigen
ben ook voor driekwart door 't ijs gezakt

...maar ik kom weer boven water
krabbel overeind, vermeng me met wind
met wijde mond verbreed ik mijn krater
en drink eruit als gulzig kind

zonder machinerie wil ik leven
hun knecht, hun verlengstuk wil ik niet zijn
ik wil het leven aan mijzelf geven
niet aan toestellen met hun sluw venijn

daarom schrijf ik nog steeds met pen en inkt
geen rijmwoordenboek komt eraan te pas
dat zou m'n eer te na zijn - spontaan klinkt
mijn lied, of anders niet, vrij man, paljas !

laat me niet tot beunhaas vernederen
tot cyborg, robot, larf, ex-mens
ik, ik marcheer in de gelederen
waar de wereld is naar eigen wens

ben al genoeg verwrongen, vervlakt
al eeuwen bij de lurven gepakt
mootjes in elkaar gehakt
verslonden en uitgekakt

23

Opnieuw een open vel om te vullen
met regels, komma's, streepjes en klanken
om te zingen, te dansen, te danken
voor die warme stroom van klankenkrullen

arabesken, labyrinthen, monogrammen
slingers en slierten, woud der tienduizend penselen
en mijn vingers die vermetel de woorden strelen
bedwelmd, verliefd hun gulden lokken kammen

woorden & Co willen niets liever
dan ondersteboven te worden gegooid
forse massage, niets is hen geriever
moe van m'n handen worden zij nooit

laat me rustig door pen meevoeren
zij weet wel waar zij heen wil gaan
soms zie ik 't in haar ogen staan
duifjes die in mijn oren koeren

hoef 't gefluit in m'n kop maar te noteren
ervoor zorgen dat 't 'n beetje loopt en rijmt
soepel in vrije kwatrijnen kleeft, klopt en lijmt
tot leesbare verzen, prima te verteren

dilettante poëzie ? grappenmakerij ?
gut, breek m'n hoofd er niet over
m'n sap is m'n drab, mijn brei
is barok - aan nep of benepenheid pover

als een kat valt pen steeds op haar poten
en heeft ze zeven levens en nog meer
't zit in haar lendenen gegoten
constateert ze, opgelucht, elke keer

24

Heb vannacht de letters een droogdok ingevoerd
en met stapelblokken gestut
hun kiel ontdaan van slak en prut
de onderkant vlak gehakt, gekrabd en gevloerd

lichtte ook heel behoedzaam, vakkundig voorzichtig
met een ontleedmes hun vlies op
en o ! ik blikte de hemelen in, allemachtig
hoorde der letters de gulden klop

oneindige ruimten die geen ruimten meer waren
vormden, blauw, onpeilbare diepten
verten, breedten, oceanen kalme baren
die safieren stilletjes in mijn ogen zwiepten

'k wist 't wel : achter elke letter
schuilt onbedorven, eindeloos azuur
lang dronken mijn ogen dat zoete vuur
der engelen 't blijde gekwetter

gaf heel het alfabet een schoonmaakbeurt
liet toen de letters weer los
ontspande stut, touw en tros
voor nieuwe vaart getuigd en goedgekeurd

met wapperende vanen gleden zij het dok uit
'k gaf hen nog een duwtje mee
en zag ze heenvaren op zee
op weg naar nieuwe gedichten gaan, zingend en luid

Hollandse dichters zonden hun dronken vloten
uit tot de verste uithoeken van de klanken
sap dat zwelt en welt, gutst in druivenranken
der taal de onverstoorbare muzieknoten

waar leek 't op ? op gewichtloos azuur
hoewel er zich van alles plaats vond bewoog er niets
onmetelijk helder blauw, zegen, stille lust, blitz
uitzicht op wat eraan komt, Edenpuur

o letters verlaat uw bedeesdheid
ontsteek uw gouden stormen
bevrijd uw nieuwe vormen
en drijf ons in uw werkelijkheid