vrijdag 26 maart 2010

zoom


Een gedicht ontstaat uit alles, uit niks

kan jarenlang onder de oppervlakte blijven broeien

totdat de woorden dan ineens naar buiten willen vloeien

in een ruk, onweerstaanbaar, in één riks


vanmiddag was Händel op de radio

en zon scheen schuin over mijn gezicht

zette de salon in feestlicht

kreeg toch verdraaid tranen van dat concerto !


toen ging de telefoon, 't was m'n tweelingzus uit Nederland

of de sigaartjes wel goed waren aangekomen

daarna naar een vriend gegaan, pastis meegenomen

ook een Ollander in Marseille, gezegend vriend en vijand


en nu, 's avonds, noteer ik deze verzen in de stilte

luister scherp naar de woorden tussen mijn oren

die zich in volle vaart een weg door brein boren

van warmere klanken, hartig, de zoete en de zilte


wij mensen bijvoorbeeld beseffen veel te weinig

dat de vogels ons zien, ons observeren

tot ons spreken en ons iets willen leren

bijvoorbeeld : zie, we zijn nimmer en nooit chagerijnig


dat is voor minder levenden, voor de lomperd

rancuneuzen, gefrustreerden, zelfhaters en halfdoden

wij vogels wij schaterlachen en drinken met de goden

uit de beker wiens water ooit smoort noch dompert


de letters ook houden hun oog op ons gericht

onthouden alles, feilloos registreren

hoe wij ons gegeven leven regisseren

wat wij per dag maken van onze hoogste plicht


alle woorden door ons gezegd volgen ons

schaduw van ons intiemste bestaan

onze geur die niet meer zal vergaan

der klop van 't hart de specifieke bons


het al spant samen ons steeds maar voort te stuwen

niets in de schepping wil naar beneden drukken

een mens is vrij al de vruchten ervan te plukken

de machten willen ons slechts naar boven duwen


we zijn onze eigen rem, onze eigen smalle grens

kleinhartigheid, angstvalligheid, slavernij

of ruimhartigheid, dapperheid, open, vrij

geboren voor Eden, vrolijk, och God, een echte mens !

vrijdag 19 maart 2010











zoom

Een man biedt een vaas aan aan een vrouw
hij houdt de wereldas vast in zijn handen
en zij, zij wil in zijn armen belanden
één slokje uit de vaas en ze valt flauw

bedeesd zendt zij hem een groetje
hij staat voor het vertikale
zij voor het horizontale
ondeugend knipoogt haar voetje
wat zit er in die kom ?
ambrozijn, manna
geur van kruid, van blom
't parfum, wijn uit Kana

hoe komt hij te voorschijn ? al trillend
uit de geest der tienduizend dingen
voor hem toch maakt zij het al, rillend
van verlangens die in haar zingen

licht stoomt uit de pot
de man, Adam ? tokkelt op de wereldspil
een wijsje zoet en zot
van liefdeslust en onweerstaanbare wil

samen brengen zij de wereld voort
de vogeltjes, de visjes en de wolken
de sterren die daarboven kolken
tot aan voorbij de treden van Eden's poort

eertijds, vandaag, morgen
zal het niet anders zijn
een geheim zonder pijn
van zijn zonder zorgen







vrijdag 12 maart 2010


zoom


Er is wit, er is zwart, geel, rood, blauw
nog meer groen en schaterlachend bruin
in de wereld van de wondertuin
gemaakt, schitterend, door man en vrouw


donderdag 11 maart 2010

Gedicht aan mij zelf geschreven


Heb m'n bureaublad eens grondig gereinigd
van zweet, verf, inkt en talloze verkeerde
klanken ontdaan, ellebogen gepijnigd
totdat 't weer glom zoals ik 't begeerde

d'r kwam zwarte smurrie van af, inspanning
van wie weet hoeveel ijverige dagen
droesem, residu van mijn edeeniese verbanning
afval van mijn heftig timmeren en driftig zagen

as, teer, snot, hoest, traan, smeer, spuug, speeksel, lijm, koffiekransen
gemorste woorden, zuchtig streven, vergeefse uithalen
vruchteloze gedachten, niesspatjes, gemiste kansen
- bah, d'r bestaan nu eenmaal geen bergen zonder dalen

woensdag 10 maart 2010

Gedicht voor mij zelf

zoom


Vanochtend kwam een vogeltje m'n atelier binnen
vliegen en streek neer naast pen op de schrijftafel
"rust maar uit, laat mij maar dichter eens wat zinnen
in kwatrijntjes pennen met mijn wieken en mijn wafel"

en verdraaid, met z'n vleugeltjes en bek stuurde en bewoog hij pen
ontstonden letters, woorden, zinnen, verzen, strofen
kwik, onmiddellijk leesbaar, in één ruk, in één ren
klonk een lied - ik hoop dat de goede lezer mij wel wil geloven

toen-ie er klaar mee was sprong 't bolletje dons
op mijn schouder en zong luidkeels wat hij behendig geschreven had
z'n iele keeltje maakte een machtig gegons
zoiets als engelengeruis, in klinkende toonaarden gevat

over de inhoud werd mij verzocht niet te berichten
het is waar dat die letterklanken mij deden blozen
toen vloog 't beestje weg en keerde ik terug naar mijn plichten
de dag geurde jong heel de dag nog naar een gulle bos rozen

dinsdag 9 maart 2010

Gedicht voor mij zelf op een maandagavond


Gedicht voor mijzelf op een maandagavond
zon ging van oost westwaarts via het zuiden
in een vloeiende zucht in weldane stond
voorbij - en nu hoor ik de klanken luiden

die er persé uit willen barsten als de blaadjes
knopjes en bloementjes van de abrikoos
de klanken zijn jaloersig mijn intiemste maatjes
luister ik niet naar hen worden zij snel boos

"geef ons licht ! wij zijn van vlees en bloed
hoor je niet hoe vurig onze harten kloppen
wij zijn gemaakt vrij naar jouw gemoed
van jouw tong zijn wij de doorgeslagen stoppen

wat jou bezielt bezielt ons ook
je bent van ons extensie
en niet alleen expansie
maar van ons vuur de vlam en rook

wij willen jouw experte vingers voelen gaan
over onze bergen en dalen, welvingen en flanken
draai maar helemaal open die vrijlustige dichterskraan
en geef de zweep aan wat je bezit aan klanken !"

...Dus houd ik me maar gebogen
hun dienstknecht, schildknaap, stille ridder, expert masseur
en fideel schrijf hun betogen
likkebaardend op, kneed hen gek te lust en te keur

al die klanken dringen zich op om tot schreeuw
te worden op papier en in mijn hoofd galmen
zij als geur, smaak - en lachen als een dronken meeuw
wanneer ik neerkwak hun kwatrijnen psalmen

bij mij staan zij gevat in de wil tot schoonheid
zo zit m'n naam nu eenmaal in elkaar
met mij kunnen zij vrij vrijen, ben hun blijheid
hun beul, verlosser, slaaf en minnaar

kom klanken, laat uw klokken maar luiden
van jullie word ik nooit moe
ruis mijn bruisende bruiden
Tronen geef mij uw gouden lippen toe

jullie zal ik nimmer ontstemmen
weest maar niet verontrust
met u zijn geen remmen
met u geniet ik totale lust

maandag 8 maart 2010

donderdag 4 maart 2010

zoom



Tal van mensen popelen om uit m'n handen te schieten

in een portret op een tableau van olie en papier

enfin, zo trillen m'n vingers, opnieuw zwaar aan de zwier

met verf, houtskool - dubbeldik geconcentreerd genieten


pfft... er zijn er maar zes miljard te gaan, een peulenschil

als je de eeuwigheid met je hebt, fluitje van een cent

zal ze één voor één te voorschijn halen in mijn schilderstent

waar zon speelt en danst en dol zoent de wereldspil


eventjes deze drie kwatrijntjes uit pen laten ontglippen

overdruk vrije weg geven, losjes in de voetjes

ruimte geven aan opwellingen, plotse proetjes

eventjes drie maal vier slokjes uit de beker nippen...

dinsdag 2 maart 2010


zoom

Hollandse verzen

46

Och God, Uw schepping kan niet eens vliegen
gebonden aan koeienvloer, zwaartekracht
omringd door ontluisteringen en overmacht
die mijn gemoedsrust bedreigen en bedriegen

gelukkig kan pen op papier losjes zwermen
stijgen naar sterren, dalen naar bodem links en rechts
zwenken naar voren naar achteren en slechts
stoppen zodra klanken kreunen en kermen

en soms wil pen papier zelfs ontstijgen
en zingend vermeerderen in de lucht
neuriën in opgewekte zucht
klanken in één roets aaneenrijgen

hup de wereld in, wolken vullen, gronden
wonderen van Eden in 's mensensgeesten
onze zonden veranderen in feesten
verzachten, verlichten, vieren de stonden

dit is oprecht tot U gesproken mijn God
voor U Heer open ik mijn hart helemaal
dankzij U stromen deze strofen vlot
naar u lezer, een beweging, in één haal

47
't Is maandagmiddag, straaltje zon buiten
de abrikozenboom begint te zwellen
binnenkort neemt koning winter de kuiten
en horen we de sneeuwklokjes weer bellen

een zwartkopje hier pikt naarstig de wijnranken schoon
op de schoorsteen daar start een meeuwenpaar
een nieuw nest, weldra toont Flora haar bonte kroon
en ik, och, ontroerd, gefascineerd kijk ernaar

wat zal ik nog meer schrijven o mijn Heer ?
ontvang toch deze verzen in Uw armen
heb met Uw dichter en dienaar erbarmen
laat mijn vers tot U doordringen steeds meer

Gij weet het : voor U verberg ik mij niet
wat U ook moge brengen, lach, vreugde of verdriet
och Heer, kom, vooruit, voer ons in Eden
maak van het boze een immer voltooid verleden

weet U ? ik spreek namens de Profeten
Uw volk richt fier vier masten naar U op
kom toch Heer, och kom ! Gij rots, Trots van Jacob
maak een einde aan ons zwoegen en zweten

48

Alleluja, de ijskoning laat zijn armen zakken
zachte lucht drijft aan over de daken en dringt
door het vensterraam dit atelier binnen, wringt
zich in mijn gewrichten volop knopt in de takken

ruikt u het voorjaar lezer ? ja doe die trui maar uit
de zwaluwen bereiden zich voor, hun komst is zeker
hier, pak aan, drink zoveel u lust uit deze beker
sta op, dans met de lente en lach van de weeromstuit

fluwelen kleuren juichende koren
rollende edelstenen bruisend licht
en uw gelaat lezer, o, uw gezicht
uw ogen die naar hartelust gloren !

pen nadert 't einde van deez' verzenvloed
voor haar ligt zee, zon, en weldra de dolfijnen
ach, zich overgeven, dobberen, zachtjes deinen
ei ! zo is 't mooi geweest, zo is het goed

schaamde me geen moment voor de makkelijkste rijmen
edoch probeerde met alle macht eentonigheid te vermijden
zelfzucht, onmatigheid, narcissisme te bestrijden
hoop met Edenideeën u wat te hebben kunnen verblijden...

49

Morgen de laatste aflevering - zo is 't genoeg
wat gezegd wilde worden werd gezegd
al die kwatrijnen regels, goed of slecht
vormen in dichterstaal van Eden zeg maar thans de boeg

u lezer, u wil ik niet vervelen
en daarbij : u weet inmiddels voldoende
hoe pen de woorden kuste en zoende
om met u haar kleine Eden te delen

vijftig ochtenden lang heeft zij zich stipt van haar taak gekweten
bah, zo goed en zo kwaad als 't ging
joeg zij de dood over de kling
op weg naar de lusten van de Hof, blijmoedig en verbeten

och, wie weet, misschien was ze wel gek - toch
wie wil haar met stenen bekogelen ?
stel dat zij er met al dat lepe goochelen
onverlet Eden te voorschijn toverde nog

50

Mnemosyne staat in mijn naam geschreven
m'n geheugen laat me nooit in de steek
wil, helm, zee, waarheid kneden mijn leven
met Noé deel ik zijn hardnekkig streven

50 : bevind me dus mooi in de perfektie van het midden
kan met gerust hart pen neerleggen, de Tronen bidden
mijn arme jamben verder te voeren richting Eden
en te strooien over de velden, de zeeën en de steden

verder kan pen niet gaan - ze zou er gek van worden
en dat is zij al meer dan genoeg van aard
u overvoeren met steeds nòg dronkener woorden
is haar inspanning, pret en plezier niet waard

sans adieu dan, wie weet tot een volgende keer
we zien wel waar we tenslotte uitkomen
regelrecht toch in onze schoonste dromen ?
ligt daar niet 's mensens lot als zijn hoogste eer ?

dit is niet voor enkelen geschreven, mijn woord is goed leesbaar
voor iedereen open zonder onderscheid des persoons
tokkelde pen blij op haar snaren iets nieuws, iets schoons
iets hartlustigs dat niet meer teniet kan worden gedaan, voor elkaar






maandag 1 maart 2010

zoom


Hield vandaag ineens de wereldas vast


onzichtbaar in mijn handen


beefde hij, bewoog, schommelde zacht, mast


van oneindige randen





die uit mijn handen ontstonden


verwonderd voelde ik de ganse schepping erom heen


draaien, van zwaarte ontbonden


stond ik in 't midden van alles van top tot teen





't duurde maar even - toen trok alles weer star


en stond ik terug op de harde stijve vloer


was 't echt of was ik eventjes danig in de war ?


welnee, van de schepping stond ik echt even aan 't roer





anders zou ik dit toch niet kunnen schrijven ?


wie verzint in godsnaam nou zoiets ?


hoe kun je de woorden daar naar toe drijven


als ze steunen op helemaal niets ?

maandag 22 februari 2010


Hollandse verzen


41


Een-en-veertig verzen in een-en-veertig dagen aan één stuk

- tot hoever wil pen in haar drift gaan ?

elke dag een gedicht, in één ruk

palen hijen in de woorden, de toetsen van Eden aanslaan ?


de reeks zou eigenlijk al slingerend in de Tuin moeten uitmonden

zoals een stroompje van bron naar zee vloeit

dan recht dan krom dan klaterend dan kabbelend over woeste gronden

hartstochtelijk met bootjes vrijt en stoeit


de bron waaruit deze zinnen opwellen

wordt via pen, inkt en vel vloed naar de Hof

alwaar de woorden zich van slijk en stof

ontdoen, van vuile schillen en vieze vellen


om opnieuw te schitteren in hun oorspronkelijke staat

waarvan sommige dichters soms een vaag idee bezitten

gelukzalige banden die niet meer vallen te splitten

symfonie van feestwoorden verheugd tot in de hoogste graad


42


Beëlzebub springt uit mijn wenkbrauwen

Baphomet prikt akelig in mijn neus

Satan met al zijn trawanten pfft heus

spannen van mijn natuur tal van touwen


en toch rolt Eden vanzelf uit mijn mond en lippen

gaat door dijen, ontstaat in mijn hoofd

stort op vel neer in blinkende, sonore lichtstippen

door hogere vreugd lustig verdoofd


rara hoe kan dat - Joost mag het weten

ei ! een verklaring hoeft pen niet te geven

der eigenaardigheden van haar leven

zijn toekomst noch herkomst af te meten


ergens van onder de grond neemt zij maar aan

en van achter de sterren tegelijkertijd

iets echts, ach, een lach, een traan

met wonden van lange strijd


een pogen tot, zo goed en zo kwaad als het gaat

anti-held, dilettante, met vallen en opstaan

tastend in de mist tussen donker en licht gaan

zonder enige hulp, zekerheid of toeverlaat


maar Muze ! met jou wil ik vrijen en dansen

'k zie wel wat er verder staat te gebeuren

met jou toch naast me heb ik alle kansen

ons succesvol Eden binnen te sleuren !


43


Hoeveel verzen moet pen nog schrijven voordat Eden start

in het heden ? in de wereld van vandaag klinkt

ageert, bruist, neerzijgt, opwelt, in de feiten zinkt

tot op de bodem van menselijk verstand en hart ?


zij wil het juk afleggen

bevrijd van plicht en last

't is volbracht zeggen

niet langer meer op de tast


in het doelwit trillend tot rust gekomen

pijl midden in de roos

uitkomst van stug volgehouden dromen

evenzo kras als broos


bah, heb m'n best gedaan, heel m'n leven

oprecht getracht naar Eden te streven

om te beginnen eerst in eigen kring

in mij zelf en daarnaast in mijn omgeving


kan slechts roeien met de riemen die ik heb

en wie weet is 't allemaal maar zinsbegoocheling

fantasmagorie, mythomanie, ijlhoofdige nep

constante hersenschim, wanne inbeelding


maar dan nog was de weg meer dan de moeite waard

komaan, krankzinnig of zo ben ik er niet door geworden

en voorwaar, niets of niemand bracht me van de kaart

al gaande noteerde ik der tocht trots de dronken woorden


de speurtocht zèlf is al de opening

die mij opwacht aan 't eind van de reis

ben inmiddels gelukkig wel zo ver gevorderd, wijs

geworden in gevoel, gedachte en redenering


wie toch kan hoger gaan dan zijn armen reiken

heeft iemand ooit eens een vis horen blaffen

ontving al genoeg mijn portie aan straffen

gek of niet, gut, 'k weet gewoon niet van wijken


44


Heb vannacht alle woorden opgeroepen in mijn strijdershol

strategie met de aanvoerders besproken en vastgelegd

dit en dat... zus en zo... hier... daar... een heilige eenheid geslecht

van hernieuwde krachten stonden de mensenklanken fier weer bol


feestelijk verlichtten hun flambouwen de zalen

van al de talen wapperden buiten bont de vanen

we wisten dat we de buit binnen zouden halen

voor ons lag een wereld van goud in bruisende banen


eindeloze rijen heerscharen klinkers en consonanten

in één strijdkreet rukten der hemelen de poorten open

het nieuwe brak aan, het oude was afgedaan, verlopen

het boze uur - mijn God ! Eden barstte uit aan alle kanten


45

Ben op deez'aardbol de gelukkigste mens geworden
ondanks stank, verderf en walmen
blijf de meest levende onder verdorden
tussen droeftoeters het helderst galmen

ik wil totaal in vrede zijn
achter zon reiken, spartelen in godenwijn
ontspannen, lachend en spontaan
dansend door de dagen gaan

wie kan mij tegenhouden ? de hemel is mijn vader
de aarde mijn moeder, mijn voeten gaan overal
God, bron aller dingen, stroomt door mijn ader
en klopt 't niet dan komt hoogmoed wel voor de val

woensdag 17 februari 2010


Hollandse verzen


37

Heb een oude rol uit de duisternis te voorschijn gehaald
en in 't volle daglicht gezet, vergezicht
op de wereld die komt, zee, zon verlicht
door een centaurus zegevierend op een rots neergedaald

met nog ongekende helderheden
rol van donker en licht inenen
rol uit een sprankelend verleden
Eden in feite van top tot tenen

't was een goed weerzien, glans ongebroken
't was een geheimzinnig in de verte zien
van wat eens m'n vingers even heftig alle tien
in het donker als licht hadden aangestoken

rechtsonder stonden mijn initialen met de datum
zag m'n hand terug van die dag
stralend gaan als heerlijk fatum
dat onpeilbaar diep over de ganse oppervlakte lag

38

Met Eden bedoel ik geen streek, tuin of land
ergens aan de overkant
van de hemel of de aarde

een of andere lustgaarde
onbereikbaar ver buiten mij om geplant
Elyzeese velden, Olympus, iets in die trant

Eden is primair een staat van zijn, een toestand
van zeg maar kracht op de koeievloer, de waarde
van een leven dat kalm vreugde bijeen gaarde

Eden is hier noch daar maar schuilt in tong, tand
en longen, dijen - is in de navel de vuurbrand
waarmee ik wijs mijn eigen kleine Eden baarde

39

Wat zit er in m'n hoofd behalve een brein ?
niets geloof ik - hoewel de hele wereld samengebald
er heerst en huist stilzwijgend in 't klein
en God er met mijn beste gedachte samenvalt

wat zit er in mijn geest behalve allerlei gedachten ?
niets vrees ik - hoewel alle engelen er hartstochtelijk
in koor met de vorsten, de tronen en de machten
hun ziel in uitstorten, vazen vullen, eendrachtelijk

wat zit er in pen behalve inkt ?
niets meen ik - behalve u
die dit leest, op dit vel, u die klinkt
in dit vers van hier en nu

40

Soms wil ik naar mijn dronkenste luit grijpen
en er zingend een welluidende melodie aan onttrekken
voor mijzelf een aria eruit slijpen
lustiger nog dan 't zotste drinklied der edelste gekken

met pauken en fluit, viool en trompetten
in de wilde wind een deuntje ontvouwen
zomaar tokkelend een wijsje neerzetten
om de starre grimmigen wat te ontgrauwen

kleine, opgetogen apotheose
sarabande voor magnifieke minnaars
der hemelsferen muzikale glose
gespeel met wat rijmpjes, liedje, iets zomaars

o mijn God zoals 't direkt vloeit
fluks uit mijn woorden en groeit
bloeit totdat 't versje gloeit
klinkt, galmt in de geest, de oren boeit

soms wil il naar mijn dronkenste luit grijpen
en er zingend frank en blij een kwatrijntje aan onttrekken
zoals nu er een aria uit slijpen
lustiger nog dan 't zotste drinklied der edelste gekken

zaterdag 13 februari 2010

zoom

Hollandse verzen

34

Hallo wereld ! Ola ! Hier spreekt Marseille
de blije stad van snellere en vrije
woorden geboren in smaragden oorden

neergedaald op vel geworpen naar de wolken
gezonden in de wiebelingen en draaikolken
tot stand gekomen in de diepten der woorden :

Zie vier masten op de Vieux-Port neerdalen
kroon op de stad - lichtkrans waarvan de stralen
onheil, dood en verdoemenis vermoorden

bevrijding breidt zich uit naar de omliggende streken, landen
mensen hebben opnieuw feest in hun ogen pret onder handen
- bevoorrecht zij die deze woorden zonder rem of knoop hoorden

aanstekelijk hun aanwezigheid, verlichting
der geschiedenis waarlijk de juiste richting
tunnel die zij amen naar de toekomst boorden

brug omhoog naar de wereld die komt - vervulling
van wondere wonderen plotse onthulling
van oost tot west van zuid tot aan voorbij noorden

een nieuwe hemel, een nieuwe aarde
een gave wereld, een schone gaarde
der Edenboog de gespannen koorden

35

Vandaag kalmte, de woorden dringen zich niet op, rust tussen de oren
geen lust op jacht te gaan naar gedachte, geen zin in rijm
in een reeks kwatrijnen met voet en rijm
bijeen te plakken naar dichterlijk behoren

erg hoor, "poëet" te zijn, onmogelijk er los van te geraken
je wordt er mee geboren of je nu wilt of niet
tot je vreugde ...pfft tot je verdriet
je zit moederziel alleen achter je bureau versjes te maken

die nauwelijks één of twee personen interesseren
terwijl jij je toch inspant de wereld om te keren
of op z'n minst de leeuwen opnieuw te doen lachen
of verse wind te blazen kalm in opgetogen vlaggen

want elke dichter met een minimum aan moed
en gekte deelt met het woord de messias
le pauvre, daar kan hij niets aan doen, pas
dan worden de woorden efficiënte gloed

en wordt de blode gang van zaken omgekeerd
snode zwaartekracht ontkracht
ramp, onmacht overwonnen, dood verteerd
door woorden in Eden gedacht

36

Och God, waarom heeft Gij mij in deze tijden geplant ?
wat heb ik gemeen met de barbaren ?
waarom mij doorboren met Tartaren
robotten hebben toch ziel noch verstand ?

tegen machines valt niet te vechten
die zijn slechts te slopen, te slechten
Heer God ! Uw mens is machine geworden
toestellen die domweg doden en moorden

apparaten lezen geen poëzie
vampieren haten zonlicht
uit hun mond welt nooit een gedicht
enkel oorverdovende tirannie

met ex-mensen valt niet te redeneren
psalm noch bede dringen tot hen door
hoe in hemelsnaam ijzer in azuur omkeren
als hart ontbreekt, als verstand is teloor ?

...en Gij wenst mij messias ? och kom, Heer !
met reflekstoestellen valt niet te praten
Gij vraagt teveel, moet dit aan U overlaten
tegen moordend staal heeft geen dichter verweer

ben van vlees en bloed, van geest, vuur en adem
geen koperdraadjes gaan door mijn zenuwen en aderen
cyborg noch bioman, mijn naam is Adam
niet Ford maar Jacob en David zijn mijn vaderen

en toch moet ik hen aanspreken
roestvrij staal ontdooien, steen omtoveren
in hart, neuronen geweldloos veroveren
om dodelijke refleksen af te breken

tot aan het kernhout de ijzerschorsen roten
kan merg weer frisse lucht happen
voorwaarde voor de zoetste sappen
die dan zwellen zullen in zwalpende vloten

en het ergst is te beseffen dat ik noodgedwongen
evenzo barbaars ben, hoe ik me er ook tegen verzet
dringt 't ziekelijke me de poriën binnen en plet
evengoed mijn lijf, drukt mijn ziel, verstikt de longen

amen ! moet het nog lang duren Heer ?
wordt dat nog iets, Uw paradijs ?
zal deze hel stoppen eens op een keer
zal ik ooit van Eden horen de krijs ?

woensdag 10 februari 2010

Hollandse verzen

25

Dat ritme van u, die onophoudelijke stroom
rijm, werklust, dat hardnekkig voorwaarts streven
al die strofen die u eruit gooit zonder toom
en die lezers hersens doen trillen en beven

waar haalt u dat vuur toch vandaan beste dichter
wordt u er nooit moe van, onstuimige poëet ?
- gut nee, m'n woorden zijn nimmer aan 't dieet
van hun vonk en vlam ben ikzelf de aanstichter

'k wil ze zien uiteenspatten en weer samenkomen
in garven muziek, smaak en geur
samenbundelen, eerste keur
een vrije vloed scheppen van edele Edenstromen

en wat ik op papier zet doe ik eerst in mijn leven
m'n dagelijks bestaan gaat het woord vooraf
daarom is van deze strofen geen ene letter laf
of loos, luchthapperij of ijdel zweven

trouwens, de woorden zouden niet eens opkomen
ware m'n leven een doelloos ledig
juist 't volbrachte, 't echte doet mij snedig
de wateren snijden der taalstromen

26

Vanochtend weer eens een gat in 't ijs gehakt
en 't water ingedoken, God wat heerlijk !
handen uitgestoken hoog naar zon, begeerlijk
er stil de juichende stralen van beetgepakt

scholen visjes kwamen op mij af, draaiden
met mij mee in de vloeibare emerald
de zonnestralen samengebald
in mijn lachende knuisten waaiden

naar de vier windrichtingen
liet hen gaan sneller dan pijlen
deed vroom mijn verplichtingen
wildzang van edenies wijlen

de duifjes gevoerd, 'n paar jonge meeuwen, wat musjes
talloze hagedigjes schoten weg voor mijn voeten
in de vijgeboom zwelden verre eerste lentegroeten
'k wou de hele wereld wel bedekken met kusjes

27

Tjee ! Hollandse verzen nummer 27 al ?
tjonge, wat gaan de dagen en nachten toch snel
wat zal er nu weer gaan gebeuren op dit vel
van welk feestje opent pen hier ongeduldig het bal ?

kijk : A danst met B ; M en N klemmen zich aan elkaar vast
tante K rockt in de armen van ome C
in het orkest spelen behalve E en P
ook J en W mee, geconcentreerd vuur, van grenzen ontlast

X en Y swtichen er gaaf met Q en R
gaan onverstoorbaar gek door hun dak, L
met U en S met T luiden de bel
G, O en D maken het H ! nog erger

telkens ontstaat er nieuwe muziek, de Z
schenkt V zeeën verrukkelijke vergezichten
F en I fluiten samen flitsende gedichten
kwatrijnen in wilde toonaarden gezet

op wit papier roeren de letters
gedompeld in wiebelende oceanen
hun staarten, bevrijden zij knetters en spetters
schudden trots hun lachende manen

28

Door de Muze gerugsteund durft pen alles aan
een straal van moed blinkt in haar ogen
van de woorden spant zij onvervaard de bogen
haar pijlen maken zich ruim vrij baan

waar schiet pen hen naar toe ?
dat weet ze wel, 't is haar lust
Eden is 't doel, blijbewust
wordt zij er nooit van moe

in haar geval keren de pijlen niet meer terug naar de grond
ze gaan zoef ! een bepaalde grens voorbij
...om tot rust te komen aan gene zij
van waaruit zij danken en zegenen hij die hen daar heen zond

want woorden hebben vlees en bloed
adem, verlangen - hun ziel
is deugd, kennis, spontane moed
die glijdt met goud beladen kiel

fonteinen spuitend over het blanke vel
kent woord, dat hoogste goed
rem noch juk, dood noch hel
verdrinkt zich puur in gouden Edengloed

29

Wilt u weten hoe Eden klinkt ?
pulserende echoos... verdubbelende klanken...
wilt u weten hoe Eden blinkt ?
dikke dauwdruppels op diamanten wijnranken

wilt u weten hoe Eden smaakt ?
naar sappig azuur, bronwater, warm ambrozijn
en... wat als u Eden aanraakt ?
perzik, satijn, fluweel afgezet met hermelijn

graag weten waar het daar naar geurt ?
naar rozegeur en maneschijn
horen wat er in die Tuin gebeurt ?
niets en toch alles, grof en toch fijn

de Hof is kleiner dan een mosterdzaadje
doch groter dan het heelal
hoewel wijs helemaal mal
alla, vraag 't Abraham maar en Saartje...

30

Vroeg in de ochtend. De stad slaapt nog
zelfs de rappe meeuwen zijn nog niet op
toch staat pen al compleet op haar kop
een trits klanken krioelt in de kneedtrog

en 't is toch zo'n haantje de voorste, zo'n durfal
als eerste op de bres
geeft ze totaal geen bal
om hoon, spot, letsel - ja geeft ze graag nog eens de les

niet eens dat ze iets te vertellen heeft hoor
't is alleen maar om een beetje te vrijen
zoals de bijtjes de bloemetjes verblijen
wil ze klanken vrij doen klinken in één koor

zang wiens trillers pen verheugde
en bezig hield niet meer dan vijftien minuten
spoor naar meer smaragd en vreugde
- ziezo, pen heeft vier kwatrijnen recruten

31

Opnieuw gewoon maandagochtend, gefoeter onder stoplichten dwijlt drangend over de daken
opstoppingen persen door straten hondjes doen hun behoefte op de stoepen neonlicht daar
...pen zucht, slaat wat kruisjes, prevelt - woorden hoort zij trommelen, blaken
in de verte trillen nieuwe tritsen klanken, ligt een gedicht al klaar

dieper ! dieper ! duikt zij in het diepe witte nat
sneller ! sneller ! snorren pijlen van haar harpoenen
schoner ! schoner ! schitteren pen's galjoenen
vlotter ! vlotter vult zij blij haar gouden vat

ze draait naar links plots zwenkt ze naar rechts
duikt naar beneden schiet dan weer omhoog
naar achteren naar voren, vlinder, boog
puur Edenplezier - ach, vraag haar slechts

32

Heb een fikse sloot ambrozijn geslikt
driewerf heil dat pen zo wijs is geweest !
kelker tot op de bodem leeg gelikt
proefde de hemel, 't smaakte naar geest !

ga alle mysteries onthullen
goud maken met klinkers en consonanten
manden met Edenappels vullen
hard de woorden raken aan alle kanten

pen heeft talenten te over
hoeveel schatten schuilen in haar !
liederen vlot gezongen ontelbaar
met de maffe musjes in 't lover

zoeken een uitweg naar buiten
naar pen, naar papier - naar licht !
de schatjes zijn niet te stuiten
worden festival, gedicht !

vooruit, laat me nog een teug nemen
de hel heeft geen vat op heidenen
het paradijs is voor de strijdenen
des woords, zij die Edenletters lemen

33

Heb de lullepijp van de pomp aangezwengeld
dubbele likeur spoot naar buiten emmers vol
strofen, gutsen, kwatrijnen dol
van vreugde bijeen gemengeld

tot een vers op deze elf februari
tussen negen en half tien, dondermistral
pen wil weer eens trillen als een kanarie
zottig en groot gelijk het ganse heelal

de woorden ervoor vallen vanzelf, Bach staat aan
pen hoeft slechts te luisteren en te noteren
beetje haar gevoel voor ritme te laten gaan
acrobaat de woorden wat te laten veren

elastieke taalklusters drijvende eilanden
vrijlustige kwatrijntjes geslingerd in de wind
op papier hier vormen een lint
waarop feestlichtjes losbranden

ziezo, weer vijf kwatrijnen voor elkaar
die staan voortaan op veilige grond
feestelijk t' aller stond
voor gebruik kant en klaar

maandag 8 februari 2010

le poète Cornuty peint par Picasso, hiver 1902 - 1903zoom

maandag 1 februari 2010

Tegengif 27


Hollandse verzen

18

Nieuwe inkt, verse woorden, blanke vellen papier
montere gedachten, fris brein, verschoond bloed
adem der liefde, hart dat met blijder moed
telkens de woorden stuwt op een andere manier

pen van ik wil maar schaatsen over witte vellen
kruisen door zeeën taaltekens en lettergrepen
klanken, lepe rijmen bijeen slepen
zonder er al te streng de voeten van te tellen

niemand schaatst met roestige hortenstoten
je glijdt ofwel je glijdt niet
pen snelt vlotjes voort en vliedt
kriskras over kristallen woordensloten

dichten moet vanzelf gaan, in één slag
moeiteloos jongleren, meester, reusachtige salto's
spiraleren, dollen, buitelen, zwenken, zorgeloos
zwaluw die volmaakt wat zij vermag

en pen wil altijd naar Eden vliegen
't bloed kruipt toch waar 't niet heen kan gaan
God ik schrijf dit neer zonder te liegen
geen fraaiere tocht dan over Uw baan

19

Het is geen grapje te worden geboren als dichter
kolensjouwers en putjescheppers hebben meer hun plaats
der zieke, ontweken want melaats
is 't juk onvergelijkbaar lichter

de dichter, daar wringt de schoen, is immers immer profeet
zijn toorn ontleent hij aan Elias
'n toontje à la messias
sprinkhanen, wereldgericht, hemel open, boetekleed

wie zou niet pijlsnel heenvluchten ?
of beter : onverschillig
doorlopen, onvrijwillig
lachen, bedroefd zuchten

dus zit pen vast, klem
ze kan alleen maar naar Eden stromen
maar Edens tuinen zijn vergane dromen
dichters eigen rem

hoeveel van zijn confraters zijn er gek van geworden
of stortten zich in de krater van de Vieux-Port
knoopten zich op in hun atelier of kantoor
omdat zij 't raadsel niet ontcijferden der woorden

geen sinecure als dichter te worden geboren
in ijzeren tijden van ratelende raderen
voor hoon en smart is hij uitverkoren
de Zeven Weeën in zijn aderen

20

Gijzelf, o Heer, Gijzelf hebt mij met Uw mes besneden
en mij mijn echte naam gegeven
het pad geëffend van mijn leven
opdat ik U ontmoette eens in de Hof van Eden

en ach, U weet 't, 'k was niks recalcitrant
Gij zijt getuige, voor U heb ik geijverd
heb Uw geheimenissen zuiver ontcijferd
en trouw de vlammen aangewakkerd Uwer brand

hoe ik ook m'n best deed U te vergeten
verblind door de waan van de dag
door U ben ik helemaal bezeten
door Uw adem, verdriet en Uw lach

gelukkig staan de engels permanent paraat
de vorsten, de heerlijkheden, de tronen
houden 'n oogje in 't zeil, voorzien, tonen
hulp, beschermen de ontluiking van Uw zaad

...dat Gij mij waardig genoeg acht om te dragen
te verzorgen, te doen groeien, boom in Uw tuin
Uw kroon op mijn kruin
wiel van Uw wagen

waar drijft gij mij henen, o mijn Heer
wat blaast Gij toch in mijn hoofd
wat hamert U keer op keer
in welke dromen heeft U mij gestoofd

U, Heerlijke, U stuurt naar een feest nietwaar
U leidt mijn stappen - Uw wens : mijn liefste toom
van U ben ik verlangen, vertrouwen, droom
extensie, incarnatie, een vrij gebaar

U maakt mij gek, U maakt mij blij
U te loven is heel mijn lust
zoals bloem 't bijtje kust
gelijk de stilte van een kei

Uw kalme presentie uitdrukt
't onwrikbare Uwer natuur
de zonnevruchten, vrij, die je plukt
die haken, smaken naar puur azuur

Uw geheime stoffen en sappen vullen mijn schalen
storten uit den hooge, wellen op uit de grond
verzadigen, bewegen de lippen van m'n mond
schrijven Uw eigen woorden met dikke halen

21

Heb een vel papier leeg voor mij klaar liggen, kalm
pen geslepen, kruisjes geslagen, inktdop losgeschroefd
tegenzin, luiheid, gemakzucht overtroefd
ferm op zoek naar van de woorden de gouden galm

't is en blijft gewoon maar een kwestie van discipline
je er iedere dag geconcentreerd, of niet, aan wijden
de woorden verschijnen, vanzelf, en verblijden
pen midden in haar dagelijkse routine

heeft zij iets te zeggen - of eventjes helemaal niets ?
't is om 't even, vergissen doet zij zich toch nooit
hoe zij de klanken ook schikt, kneedt of plooit
vrij glijdt zij, rap de wielen van haar fiets

't witte vel is al voor de helft vol
zal eens kijken waar pen nu heen wil
naar zin in lust, lach en lol
...anders geef ik wel een gil

vloeien met de stromen
die in ons gaan
leven in de dromen
van ons bestaan

sigaartje oproken, duikje in de golven, verven
duifjes voeren, de maan begroeten, zacht
in de fuiken van de letters sterven
me overgeven, voorgoed, geest en lijf, aan Edens pracht

nog maar vier regels te schieten en dan is vel vol
kan ik verder rustig door de dag heenploeteren
tussen mussen tegen auto's bussen foeteren
verstikt in dieselstank, oef ! belaagd door hondedrol !

22

Mechanisatie vervlakt de persoonlijke onderscheidingen
spieren vervetten, worden krachteloos
ijdel geklap, slap gesnap, machteloos
plassen in een viool, domme dood, prop, gat in lichaams leidingen

de machine degradeert de mens, dat wonder
tot slavernij, vermoord zijn ziel zonder
welke hij niet echt leven kan
hakt zijn wezen in de pan

daarom ook keken de oude eeuwen
neer op technies vernuft, deur naar ramp
reduceert Adam tot kwast, last en kramp
maakt van koene helden laffe leeuwen

en och, ben zelf ook helaas flink vervlakt
negentiende van mijn ziel ligt in duigen
kan de takken aan de stam niet meer ombuigen
ben ook voor driekwart door 't ijs gezakt

...maar ik kom weer boven water
krabbel overeind, vermeng me met wind
met wijde mond verbreed ik mijn krater
en drink eruit als gulzig kind

zonder machinerie wil ik leven
hun knecht, hun verlengstuk wil ik niet zijn
ik wil het leven aan mijzelf geven
niet aan toestellen met hun sluw venijn

daarom schrijf ik nog steeds met pen en inkt
geen rijmwoordenboek komt eraan te pas
dat zou m'n eer te na zijn - spontaan klinkt
mijn lied, of anders niet, vrij man, paljas !

laat me niet tot beunhaas vernederen
tot cyborg, robot, larf, ex-mens
ik, ik marcheer in de gelederen
waar de wereld is naar eigen wens

ben al genoeg verwrongen, vervlakt
al eeuwen bij de lurven gepakt
mootjes in elkaar gehakt
verslonden en uitgekakt

23

Opnieuw een open vel om te vullen
met regels, komma's, streepjes en klanken
om te zingen, te dansen, te danken
voor die warme stroom van klankenkrullen

arabesken, labyrinthen, monogrammen
slingers en slierten, woud der tienduizend penselen
en mijn vingers die vermetel de woorden strelen
bedwelmd, verliefd hun gulden lokken kammen

woorden & Co willen niets liever
dan ondersteboven te worden gegooid
forse massage, niets is hen geriever
moe van m'n handen worden zij nooit

laat me rustig door pen meevoeren
zij weet wel waar zij heen wil gaan
soms zie ik 't in haar ogen staan
duifjes die in mijn oren koeren

hoef 't gefluit in m'n kop maar te noteren
ervoor zorgen dat 't 'n beetje loopt en rijmt
soepel in vrije kwatrijnen kleeft, klopt en lijmt
tot leesbare verzen, prima te verteren

dilettante poëzie ? grappenmakerij ?
gut, breek m'n hoofd er niet over
m'n sap is m'n drab, mijn brei
is barok - aan nep of benepenheid pover

als een kat valt pen steeds op haar poten
en heeft ze zeven levens en nog meer
't zit in haar lendenen gegoten
constateert ze, opgelucht, elke keer

24

Heb vannacht de letters een droogdok ingevoerd
en met stapelblokken gestut
hun kiel ontdaan van slak en prut
de onderkant vlak gehakt, gekrabd en gevloerd

lichtte ook heel behoedzaam, vakkundig voorzichtig
met een ontleedmes hun vlies op
en o ! ik blikte de hemelen in, allemachtig
hoorde der letters de gulden klop

oneindige ruimten die geen ruimten meer waren
vormden, blauw, onpeilbare diepten
verten, breedten, oceanen kalme baren
die safieren stilletjes in mijn ogen zwiepten

'k wist 't wel : achter elke letter
schuilt onbedorven, eindeloos azuur
lang dronken mijn ogen dat zoete vuur
der engelen 't blijde gekwetter

gaf heel het alfabet een schoonmaakbeurt
liet toen de letters weer los
ontspande stut, touw en tros
voor nieuwe vaart getuigd en goedgekeurd

met wapperende vanen gleden zij het dok uit
'k gaf hen nog een duwtje mee
en zag ze heenvaren op zee
op weg naar nieuwe gedichten gaan, zingend en luid

Hollandse dichters zonden hun dronken vloten
uit tot de verste uithoeken van de klanken
sap dat zwelt en welt, gutst in druivenranken
der taal de onverstoorbare muzieknoten

waar leek 't op ? op gewichtloos azuur
hoewel er zich van alles plaats vond bewoog er niets
onmetelijk helder blauw, zegen, stille lust, blitz
uitzicht op wat eraan komt, Edenpuur

o letters verlaat uw bedeesdheid
ontsteek uw gouden stormen
bevrijd uw nieuwe vormen
en drijf ons in uw werkelijkheid

maandag 25 januari 2010

Tegengif 26


13

Ik, ja ik, ik woon in Eden
mist ijzel blubber zon of regen
donker licht heden toekomst verleden
Eden alleen kom ik dag en nacht tegen

iets anders kunnen mijn ogen niet meer zien
m'n voeten dansen
m'n vingers flansen
dat Eden in elkaar even heftig alle tien

en 't gekke is : je hoeft er niets voor te doen
't wordt je allemaal geschonken
't voert je gewoon een beetje dronken
maakt je levend, fris, helder en koen

je knielt neer en dankt de hemel
die je vader is, en moeder aarde
dat zij jou, halvegare, baarde
jij bangerik, wanne baal, ouwe zemel

't wordt je per sekonde duizend maal gegeven
alleen : je hebt ogen en blijft blind
wat echt en waar is kun je niet beleven
man is geworden een plat kind

dat lustoord waarin wij zwemmen
ligt in onze voeten
zonnegroeten
één juweel, talloze gemmen

liggen in je handen, branden in je hart en hoofd
woelen tot in 't diepst der cellen
treden naar buiten uit je vellen
en vormen je al van snode dood beroofd

je al is naar je hart
zo zit bestaan nu eenmaal in elkaar
of je nu Kees heet of Bart
't is niet anders, zonneklaar

14

Wat wilt u ? dat ik u bij de haren grijp
en meesleur door m'n bochten
door pen heenpers - orgelpijp
van wat m'n handen wrochten ?

houd uw adem vast, maak uw borst maar nat
vol register zal ik u geven
overlopen van wonderen zal mijn vat
smaken zult u 't echte leven

tart
't hart
met Eden
gebeden

alleen in Eden kun je wonen
elders gaat 't gewoon niet
Eden speelt je eigen lied
de rest is gifvoer voor demonen

ga je daar niet van uit dan ben je verloren
word je gauw bitter, pulp, zuur
raak je al rap overstuur
voor de duivelen & co uitverkoren

dat Eden is je dee-en-aa
de zon in 't diepst van je gedachten
en de God van je hoogste verwachten
kijk maar naar jezelf, ga maar na

wie schenkt jou adem
wie stuwt jouw hart
wie meet jouw vadem
wie schenkt jouw part ?

15

Tja, of je 't nu wilt of niet, ieder mens
draagt de universele vergelijking
in zich, of noem 't de ijking
in aarde van 's hemels wens

die alles verlossende equatie
waarin de mensen zich verevenen
de lageren en de verhevenen
van ons Eden is de demonstratie

en huist in 't diepste puntje van 't hart
daar waar de spoken niet bij kunnen komen
een oord wiens top de wolken tart
een tuin van azuren stromen

Edens formule deelt elk mensenkind
deugd die valt te vinden
in zichzelf, te binden
en los te laten, vrij, licht in de wind

en ach, moeilijk is 't niet
't ligt zo voor de hand
men ontvangt veel meer dan dat men ziet
gebruik nou toch eens mens je verstand

God, de engelen steken in jou 't allereerst
je buiten is een projectie van je binnen
tot in 't uiterste van al je zinnen
bewegen de hemelen jou tot in je teerst

...zeg ik telkens tegen mijzelf
want je weet 't maar nooit genoeg
met al dat gezoek en gezwoeg
hoe hoog van Eden 't gewelf !

16

Soms, heel soms, denk met pen sterren te beroeren
vingers kriebelen, vlammen blaken
in de jacht op woorden de geest aan te raken
neuronen draaien op volle toeren

hoewel 'k toch niets speciaals op oog heb
de hersenen, de ik, 't hart, lichaam
willen wat meedollen in de vloed in de eb
van feestwoorden fijn dronken alle tesaam

't zit in 't hoofd, herinnert, klopt, leeft
binnen dat naar buiten gaat, onmerkbaar
concentriese cirkels van geest die beeft
omgezet in heerlijk al, kant en klaar

17

Er zitten in pen nog duizenden gedichten luidkeels te wachten
maar inkt is op
wat doe ik met al die schichtende, ongeduldige gedachten
krap in m'n kop

zal de veiligheidsklep maar snel opendraaien
nieuwe inkt kopen
en dan maar hopen
dat de woorden weer m'n kop in willen waaien

ontembaar zijn zij, wilde poesjes
verwende beesten
hogere geesten
Edenideeën zonder smoesjes

weet u wat ? 'k ga m'n eigen inkt fabriceren
met speeksel, ijzerzout en galnoten
die tal in m'n leden zitten gegoten
inkt gemaakt met druppels zweet plus wat pus van zweren

dit extrakt filtreren en in Edennat oplossen
één molecuul is al meer dan genoeg voor een liter
kan pen mooi opnieuw eeuwen door de woorden heen crossen
droppels, gekregen en gedronken uit 's hemels gieter

woensdag 20 januari 2010

Tegengif 25

Hollandse verzen
7
Ik, die een ander is, wil een roos, een vogel
bliksemschicht zijn, bergmeer
brallende zon, lachende beer
lenteblad, amorpijl, door-de-kerk-kogel
Ik, die mens ben, wil met zwaluwen
meevliegen naar onbekende, hete landen
met visjes zwemmen bij vreemde stranden
van hun vleugels en vinnen de lusten stuwen
Ik, dier, wil met de woorden 't al bezielen
sterrenvuren ontsteken, achter zon geraken
in één woord bundelen alle terugkerende spaken
in de naaf van 's hemels raderen en wielen
Ik, demoon, ik wil dat ik woon en spartel
in ambrozijn, buitel en tol in godengedroom
samen met de legioenen confraters, dartel
wuivende lenteblaadjes aan de levensboom
- Die "ik", sigaartje in de linkerhand
schrijft dit neer op woensdagmorgen
pen glijdt, schaatst zonder zorgen
over de woorden in brand
't Miezert buiten
de daken glimmen
grijs de ruiten
zon is al dagen dimmen
Maar morgen wordt 't weer helderblauw
voorspellen de laatste weerberichten
't schijnt gedaan te zijn met die kale kou
kan ik mooi weer in de zon gaan zitten dichten
8
Vraag me af hoe van mijn ik af te geraken
overdag gaat 't wel maar 's nachts niet
hoe krijg 'k 't voor elkaar die ik te kraken
die mij dwars zit, die mij zo negatief ziet ?
Een pelgrimstocht ondernemen ?
maar m'n hele leven is al een bedevaart
't klooster ingaan, met de vrije Bohemen
meereizen door de landen op de wereldkaart ?
Boeddha worden, Mozes, Jezus, Lao-Tseu
Shiva, Visjnoe, Braman, Abraham ?
ben m'n ik meer dan beu
geef me God een andere stem, een nieuwe stam
Wil me 's nachts niet meer tegenkomen, vuil en verloren
opgesloten, verward, kleinhartig, bang
door de mand te vallen, bij de oren
te worden getrokken door sinjeuren van hogere rang
De roos toch richt zich zonder zich te spiegelen
en de eendjes drijven vrij en blij
zon kust maan, grietgrassen wiegelen
merlinnen fluiten, koetjes grazen in de wei
t' Is pure zonde dan aan jezelf te lijden
dat juk moet verbrijzeld worden
al was 't maar te beginnen in de woorden
om adem en bloed te worden met de tijden
Renaissance
van wat achter de woorden woedt
délivrance
van 't wanne ik eens en voorgoed
Die goeroe zit in 't eigen hoofd
in eigen kracht en moed
door eigen bloed
van 't ijdele ik beroofd
Gelukkig is ik eerst en vooral de ander
helemaal in mijzelf zit ik niet opgesloten
ik is twee, wij bestaan met elkander
misschien dat tijd de overwinning nog ziet
De nachten als schoongemaakte spiegel
waarin ik mijzelf monter tegenkom
uitvreter, bedelaar, vagabond
van God, schepping en mens 't heerlijke gewiegel
9
De aarde suist met een vaart van 100 000 km per uur
door het wreldruim in sierlijk teute banen
maar ik, ik sta stil
roerloos in de spil
hou zonnen onder de duim, cometen en manen
der elementen bestuur de vuren van puur azuur
of zwaluw keer plotklaps om
zwenk, wend het steven
draai aan 't roer van lijf en leven
totdat ik in Eden aankom
10
Ik is arglistig noch rancuneus
Ik is argeloos, kent geen veinzen
Ik kan zijn mankementen makkelijk doen deinzen
Ik is in eigen ogen een rustige reus
Ik kent angst noch slecht geweten
zijn vrijheid zijn zijn plichten
niets dat hij niet kan verrichten
naar eigen passen en meten
Die Ik, die een ander is, de Ander
aan gene zijde, speelt met mij
van meander tot meander
ben ik zijn gewillig speelgerei
Heb niet één procentje in te brengen
gehecht aan mijn makke mouwtjes
bengel ik marionnet aan zijn touwtjes
van zijn vingers 't gedwee verlengen
't Leerzame vervolg - althans naar beste vermogen
zo goed en zo kwaad als het gaat
zal mijns ondanks immer blijven pogen
naar gewilligheid in woord en daad
Ik is zeker van zijn zaak
aan zichzelf hoeft hij niet te twijfelen
lang zal hij niet weifelen
schiet hij is het raak
Ik, die de Ander is, heb niets te vrezen
veilig hang ik aan zijn handen
zijn draadjes zijn hechte banden
kwintessens van lijf en leven
Dit genoteerd op zaterdagmiddag
in één vloeiende, in één lijn
in één adem, in één slag
- die Ik, zie ik, is ook mijn
Nutteloos, gevaarlijk er zich tegen te verzetten
wie kan zwalpende vloed doen deinzen
wie wil toch tegen de dageraad grijnzen
welke stumperd wil Ik's verlangen beletten ?
11
Wat is nou eigenlijk dichten ?
wat zit er in dat woord opgesloten ?
wat denkt de dichter te verrichten
aan de schrijftafel met z'n pen op hoge poten ?
Dichten is verrichten, - maar wat ?
dichten is verdichten, een damp
tot fijne druppels samenpersen, een gat
dichten, licht aandoen, een lamp
't Liefst zo strak mogelijk, in korte draf
als 't even kan met muziek, ritme en rijm
paf, als 't moet, goed maf
meegesleurd in zwijm
door de deining der woorden
hun nukken, kuren en klinkerrijmen
weerslag van bovenmaanse lustoorden
zeg maar gerust van Eden de diepere geheimen
De dichter brengt bijeen wat uiteen ligt
en voert 't weer levend
met vaste hand of soms bevend
maakt hij een feest van zijn plicht
Een dichter is iemand die de gave bezit
verzen te kunnen schrijven
en dat min of meer geregeld doet
zijn zijn verzen van vlees en bloed
geen lettergreep die dan niet zal beklijven
indien de dichter oprecht vecht, zingt en bidt
Soms ziet hij de sikkel van de maan schommelen
op 't puntje van evenwicht, bootje, kom, schaal
soms hoort hij de tamboeren van de zon trommelen
en drinkt hij, springt hij, grolt hij verdronken in de Graal
Natuurlijk moet 't niet alleen bij de woorden blijven
't moet in 't vlees van de wereld beklijven
met eigen zinnen je deel inlijven
de strengen moet ieder tenslotte toch zèlf stijven
De maan is een schommel, een vat vanavond
stierhoornen dalen naar de aarde
als een roos sta ik in een stralende gaarde
dichter met beide benen op de grond
12
Wat zijn verzen ?
verzen... vinden
klanken binden
tot nectar persen
Wat zijn rijmen ?
sprongetjes over de sloot
kalmpjes bijeenlijmen
van ideeën los van dood
Wat zijn voeten ?
ritme, gunst, dans
zonnegroeten
beheerste stralenkrans
Wat is een gedicht ?
sprong naar de starren
narren die zonder verwarren
hun werk hebben verricht
Wat is taal ?
's hemels adem
taal is Graal
's hemels vadem
En ik, wat ben ik ?
houthakker, beeldhouwer
domme kracht, cric
klankenkathedralenbouwer
Hoe komen de woorden in mijn kersenpit ?
slaan zij in, wellen zij op, drijven zij
ergens in m'n brein, hoe ontstaat hun rit
waarom maken zij mij altijd zo blij ?
Op het juiste moment waaien zij aan, om weer te verdwijnen
zo geruisloos als zij zich roerloos aandienden
oneindige wolken, peilloze schachten, putloze mijnen
zijn de woorden telkens en telkens m'n trouwste vrienden
Hun bubbels en bobbels doe ik knetteren
bellenblazer, met Dikkertje Dap op de trap
met de musjes een ganse dag meekwelen
der woorden de druiven persen tot sap

dinsdag 19 januari 2010

donderdag 14 januari 2010

Tegengif 24

zoom
Hollandse verzen
1
Zware winterregen teistert de daken
in 't natte grijs valt geen vogel te zien
toch kan pen met zingen niet staken
de vingers willen maar tokkelen alle tien

klamme regen klettert tegen de ruiten
zon zelfs schijnt er voorgoed vandoor
de lucht is naar, kil en koud buiten
toch zingen m'n tengels in koor


kroelen met de woorden

stoeien met de taal

hun brand moorden

met rijmerige praal



de woorden opjagen, geselen, omkeren

ja ze zelfs doen blozen

hun geheime sappen begeren

ruiken hun ranke rozen



waarom ? ik weet het niet, - daarom

de vraag is eigenlijk een beetje dom

met de woorden vrijen doe ik 't liefst

en is hen ook, dat weet ik best, 't geriefst



2



Soms denk ik dat alle mensen

die er zijn, zijn zullen en waren

in me schuilen, en dat hun wensen

en dromen mee op m'n bootje varen



waarom ik dat soms zo denk en voel

Joost mag 't weten, 't zit gewoon in m'n bloed

gelukkig, hoewel dichter, hou ik m'n kop koel

en tem ik van m'n ziel deze prangende gloed



gauwkum ik in m'n hoekie

duik in het water

lees een leuk boekie

streel de kater



maak 'n gedicht

schilder 'n gezicht

trek grimassen

van grijnzende piassen



de wereld is al ingewikkeld genoeg

zonder de deur uit te gaan ken ik de wereld

een wereld waar het van wonderen perelt

die ik naar eigen believen uitvoer en vervoeg



ben al gek genoeg om niet nog gekker te worden

heb m'n lesje intussen wel geleerd

dat dwingende gevoel moet ik krachtig moorden

anders glij ik uit of val van peerd



dansen ! in de golven, daar waar zee rots kust

met de visjes meezwemmen

poesjes temmen, woorden stremmen

met de zwaluwen meevliegen in diepe rust



of ik sla de Bijbel open en lees over Tobias

hoe hij met visgal z'n goede vader van blindheid genas

en Sara, al stokoud, die bij de ingang van haar tent lachte

en die daags erna, dankzij de engel, een kindje verwachtte



bij die verhalen kniel ik neer, dat is mijn wereld

zo zit ik intiem ook in elkaar

van top tot teen, van haar tot haar

zoveel zelfs dat 't al genoeg naar buiten perelt



soms voel ik in mij gloeien

alle mensen die er zijn, zijn zullen en waren

'k laat hen maar rustig mee vloeien

op de deining van mijn eigen baren



3



Mijn schilderijen maak ik met spuug en schoenpoets

elleboogolie, paniek, verf en andere, geheime stoffen

met kots, tranen en verlamming - soms is het boffen

en is het eindresultaat best wel iets goeds



doch een gedicht, hoewel ook af en toe wat zwoegen

vlot als een vlinder vliegt uit pens koker

passen, meten, beetje door de woorden ploegen

en 't rolt er vederlicht uit of hamert als een moker



mijn kinderen heb ik met dijen, longen, hart en ziel

gemaakt, met de hulp van de engelen

die de pompen van Eden zwengelen

waarvan het water in de kelken van mijn kinderen viel



'k vormde mijn min met geest en handen

vanaf haar enkels tot voorbij haar tanden

'k wilde een muze, een heldin, een vorstin

en kreeg een tijgerin, een fee, een godin



mezelf maakte ik met lucht, hoorn, slijm en vlammen

de woorden ertoe had ik reeds uitgevonden

'k wist wel dat ik in Adam zou uitmonden

hoe mijn geest diep in de stof te rammen



hoef slechts mijn hart te volgen

te gehoorzamen aan mijn wensen

dan vervallen alle grenzen

geen obstakels meer, geen verbolgen



leef van dag op dag, improviseer

wat gedaan moest worden werd verricht

wat gesticht moest worden werd opgericht

wat wil ik in hemelsnaam nog meer ?



nu nog effen de wereld redden ? ben je mal

mij krijg je niet in een krankzinnigegesticht

messiassen zijn er zoveel al

laat mij maar zwemmen in eigen licht



4



Op een eilandje omarmd door Rijn en Maas

werd ik geboren, pal naast Cor en Jan de Witt

bij Sint Sura, in het Pelgrimshuis begon de rit

van mijn leven, gezegend leven, vol en dwaas



wie zal er de meanders van noemen

zelf ben ik allang de tel kwijt

weinig tot niks valt er te roemen

hoe ik ook zweette met vlijt



't ging - pfft, met traan en strijd

met eelt, vlekken, barsten en scheuren

maar gut, vooruit met de geit

onzin hier te kermen of te zeuren



zaaddeeltje was ik op weg naar het midden

en vond 't hier bij jou

daarom troetel ben ik je trouw

in 't midden zonder ervoor te hoeven bidden



er ontstonden nieuwe hemelen nieuwe gezichten

een al te versleten horizon verdween

eindelijk kon ik mijn ogen op de aarde richten

toen jij in mijn blikveld verscheen



en och, ik werd ook maar voortgestuwd

van hogere machten en krachten knecht

voortgedreven door 's hemels goed en recht

door bovenaardse geheimenissen voortgeduwd



...door jou aangetrokken

van jou ondersteboven

van m'n stuk, in brokken

jou te mogen roven



sindsdien ben ik gek, flierefluiter, losbol

och, dat het Edenwater maar strome

'k zie wel waar ik naar toe rol

surfend op zijn golven, de wilde en de lome



de hemel is mijn vader

de aarde is mijn moeder

en jij bent mijn goudader

van mijn ziel het gulden voeder




5



Ben lang geen God in het diepst van mijn gedachten

niet eens een engel, prins of demoon

m'n ziel zetelt maar amper op een troon

van mij hoef je niks verhevens te verwachten



'k hoest, nies, schraap, gorgel en flatuleer

en uit m'n mond rolt menige vloek

mezelf zie 'k meer als een onbehouwen beer

pfft... God en engel bij mij zijn ver zoek



al te gulzig mijn handen

veel te gemakzuchtig mijn naturel

echt te vraatzuchtig mijn tanden

volstrekt onmatig wat ik brel



zucht tot vertoon

mijn praalkroon

alles wil ik veroveren

in Eden omtoveren



wie denk ik wel wie ik ben ?

een arme mens opgesloten tussen de meridianen

en de parallellen van wat ik slechts ken

uit de drammende driften, giften en gal in m'n organen



zo rol ik door de dagen, plas, slurp, poep

moet nagels knippen elke maand

m'n ponem, in tranen getaand

der hemel draagt geen spoor, onder de loep



kouwe voeten, doffe haren, wratjes

wallen, groeven, vlekjes, spatjes

druipneus, plooien, schilfers zatjes

kwaaltjes, ergenissen, ditjes en datjes



ja, doch ik dicht in noen onder zon

op 't blanke vel is mijn kalaam meester

der woorden breng ik de geest er

geen dat ik niet glimlachend overwon



we zien wel waar we uitkomen

tegenhouden kun je 't toch niet

wind waait en buigt 't riet

in de lente ruist 't blad weer aan de bomen



ik maak me niet druk

gut, ben wie ik ben

al ben ik maar een kruk

een stoethaspel, - nou èn !


6



Vandaag, op driekwart van mijn leven

archiefkast leeggehaald en weggegooid

zonder te aarzelen zonder te beven

zonder te twijfelen 'n oogenblik ooit



op de dichters na en de Heilige Boeken

smeet ik de hele santenkraam naar buiten

zong erbij, kon lachen, neurieën en fluiten

griste de planken leeg tot in de verste hoeken



de geest zat er niet meer in, stof bedekte hun ruggen

de glans was verbleekt, slechts vliegen, motten en muggen

betastten nog de kaften die daar stonden te kuchen

te kwijnen, te verteren, te ziften en te huggepuggen



elkeen wist het beter dan al de anderen

't geringste opus waande zich de messias

de schepping, de mens, van uitverkoren ras

terwijl toch niemand één iota kon veranderen



de vellen vlogen en stoven in de wind

zag oude, verzonken jaren voorbij fladderen

en hun monotone inkt gezwind

de lucht met monomane sliertjes bekladderen



maar vreemd : de hele hoop kwam weer tot leven

de slierten vellen verzamelden zich in één punt

en begonnen dansend weer aan elkaar te kleven

alsof nieuwe kracht hen werd gegund



er ontstond een boog naar de dichters en de Heilige Geschriften

waarover myriaden wezens en woorden gleden

silhouetten van heden en van een vergeten verleden

roetsten dronken over die baan gedreven door ongehoorde driften



toen werd ik wakker, en hoewel zon nog niet op was

hoorde ik de vogeltjes al buiten

wordt 't nog eens wat, dat koninkrijk van de messias

of kunnen wij er God naar fluiten ?



Uw naam schrijf ik ijdel noch loos

Gij zijt mijn rots, mijn verlangen en vertrouwen

voor U wil ik mijn handen vouwen

in Uw licht steekt niets voos